De geloofsovertuiging van Maarten Luther
De hervormer geeft commentaar bij de woorden van Salomo in het boek Prediker, dat de doden helemaal niets weten: “Een andere Bijbelplaats bewijst, dat de doden geen … gevoel hebben. Hij zegt, dat ze geen plichten hebben, geen inzicht, geen kennis, geen wijsheid. Salomo is van oordeel, dat de doden slapen, en helemaal niets voelen.
Want ze liggen daar maar. Ze tellen geen dagen en jaren. Maar als ze worden opgewekt, zal het lijken alsof ze nauwelijks een ogenblik geslapen hebben.” – Maarten Luther: “Een uitleg van het boek van Salomo ‘Prediker’, blz. 152. (Maarten Luther leefde van 1483 – 1546. Hij was een belangrijke hervormer, en grondlegger van de Lutherse kerken.)
De theorie van de onsterfelijkheid van de ziel was één van die valse leerstellingen, die Rome aan het heidendom ontleend heeft, en binnen het Christendom heeft geïntegreerd. Maarten Luther schaarde deze leer onder de “afschuwelijke fabels, die onderdeel vormt van de mesthoop van Roomse decreten.” – E. Petavel: “The Problem of Immortality”, blz. 255.
De geloofsovertuiging van William Tyndale
Tyndale ondersteunde Luthers hernieuwde leer over de voorwaardelijke onsterfelijkheid van de ziel. Hierdoor kwam hij in gevaarlijk conflict met de Kerk van Rome.
“Het ware geloof gaat uit van de wederopstanding … de heidense filosofen ontkennen dat, en gingen ervan uit dat zielen eeuwig leven. En de paus heeft de geestelijke leer van Christus vermengd met de vleselijke leer van de filosofen. Het zijn zaken die niet met elkaar in overeenstemming zijn te brengen, net zomin als de geest en het vlees in een christen met elkaar te verenigen zijn. En omdat de vleselijk gezinde paus toestemde in een heidense leer, heeft hij de Bijbel verdraaid om die heidense leer te kunnen ondersteunen.” – Een antwoord op de dialoog van Thomas More, herdruk 1850. (William Tyndale, 1484 – 1536. Hij vertaalde de Bijbel in het Engels en stierf als martelaar)
De gedachte van een onsterfelijke ziel is nergens in de Bijbel te vinden
Nergens in de Heilige Schrift is de uitspraak te vinden, dat de rechtvaardigen bij hun dood naar hun beloning gaan, of de goddelozen naar hun straf. De aartsvaders en de profeten hebben daar niets stelligs over gezegd of geschreven. Christus en Zijn apostelen hebben er nergens naar verwezen. De Bijbel leert duidelijk, dat de doden niet onmiddellijk naar de hemel gaan. Ze worden voorgesteld als slapend tot de wederopstanding: I Thessalonicenzen 4: 14, en Job 14: 10 – 12. Het zilveren koord wordt verwijderd, en de gouden oliehouder in stukken gebroken. En de plannen [gedachten] van de mens vergaan (Prediker 12: 6). Mensen die in het graf afdalen, zwijgen. Zij weten van niets meer, wat onder de zon geschiedt. (Job 14: 21) Een gezegende rust voor vermoeide rechtvaardigen! De tijd, of die nu kort duurt of lang, is voor hen maar een ogenblik. Ze slapen. En dan worden ze door de bazuin van God opgewekt tot heerlijke onsterfelijkheid.
Onsterfelijkheid ontvangen wij bij de tweede advent van Christus
“In een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk, bij de laatste bazuin, (ontvangen wij onsterfelijkheid). Immers, de bazuin zal klinken en de doden zullen als onvergankelijke mensen opgewekt worden en ook wij zullen veranderd worden. Want dit vergankelijke moet zich met onvergankelijkheid bekleden en dit sterfelijke moet zich met onsterfelijkheid bekleden. En wanneer dit vergankelijke zich met onvergankelijkheid bekleed zal hebben en dit sterfelijke zich met onsterfelijkheid bekleed zal hebben, dan zal het woord geschieden dat geschreven staat: De dood is verslonden tot overwinning.” I Korinthe 15: 52 – 54. Wanneer zij uit hun diepe slaap worden opgewekt, beginnen ze weer daar te denken, waar ze zijn opgehouden. Hun laatste gevoel was hun doodstrijd. Hun laatste gedachte was, dat zij onder de macht van het graf gingen vallen. Als zij uit het graf opstaan, zal hun eerste blijde gedachte weerklinken in de triomfkreet: “Dood, waar is uw prikkel? Rijk van de dood, waar is uw overwinning?” Vers 55.