De Eerste Grote Misleiding in de Geschiedenis

De slang sprak: “U zult zeker niet sterven”

Direct in het begin van de geschiedenis van de mensheid, begon de satan met zijn pogingen om ons geslacht te misleiden. Hij die een opstand in de hemel had ontketend, wilde dat de bewoners op aarde zich achter hem zouden opstellen in zijn oorlog tegen de heerschappij van God. Adam en Eva waren volmaakt gelukkig, toen ze gehoorzaam waren aan de wet van God.

En dit feit vormde een voortdurend getuigenis tegen wat de satan altijd beweerd had, toen hij nog in de hemel was. Hij had gezegd, dat Gods wet onderdrukkend was, en niet goed voor Zijn schepselen. Bovendien werd de satan jaloers, toen hij het mooie thuis zag, dat voor dit zondeloze paar was bereid. Hij besloot hen ten val te brengen. Want als hij hen van God zou weten te scheiden, en onder zijn heerschappij zou weten te brengen, zou hij bezit kunnen nemen van de hele aarde. En dan zou hij hier zijn koninkrijk kunnen oprichten tegenover dat van de Allerhoogste.

Als de satan meteen zijn ware aard getoond had, zou hij meteen zijn afgewezen. Want Adam en Eva waren tegen deze gevaarlijke vijand gewaarschuwd. Maar hij werkte in het donker en verborg zijn bedoelingen, zodat hij zijn doel des te beter zou kunnen bereiken. Hij gebruikte de slang als medium. Dat was toen een schepsel met een fascinerend uiterlijk. En deze richtte zich tot Eva: “Is het waar dat God gezegd heeft: U mag niet eten van alle geboomte in de hof?” Genesis 3: 1. Als Eva niet met de verleider in discussie was gegaan, was ze veilig geweest. Maar ze ging een gesprek aan en werd slachtoffer van zijn listen. Zo worden nog steeds veel mensen overwonnen. Ze twijfelen en redeneren over hetgeen God van ons vraagt. In plaats van Gods geboden te gehoorzamen, geloven ze in menselijke theorieën. En dat zijn alleen maar rookgordijnen voor de verzinsels van de satan.

“En de vrouw zei tegen de slang: Van de vrucht van de bomen in de hof mogen wij eten, maar van de vrucht van de boom die in het midden van de hof staat, heeft God gezegd: U mag daarvan niet eten en die ook niet aanraken, anders sterft u. Toen zei de slang tegen de vrouw: U zult zeker niet sterven. Maar God weet dat op de dag dat u daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden en dat u als God zult wezen en goed en kwaad kennen.” Genesis 3: 2 – 5. Hij zei, dat zij als God zouden worden, dat ze meer wijsheid zouden hebben dan daarvoor, en dat ze daardoor op een hoger bestaansniveau zouden komen. Eva bezweek voor de verleiding. En door haar invloed werd Adam tot zonde verleid. Ze geloofden de woorden van de satan: dat God niet meende wat Hij gezegd had. Ze wantrouwden hun Schepper en beeldden zich in, dat Hij hen hun vrijheid inperkte. Ze dachten wijs en verheven te zullen worden, wanneer ze Zijn wet zouden overtreden.

Maar wat ontdekte Adam, nadat hij in zonde was gevallen? Wat bleek de betekenis te zijn van de woorden: “op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven”? Genesis 2: 17. De satan had hem doen geloven, dat hij tot een hogere bestaansvorm zou doordringen. Kwam dit ook uit? Dan zou deze overtreding veel goeds hebben opgeleverd. De satan zou dan weldoener van het menselijk geslacht zijn. Maar dat was niet, waar Adam achterkwam. Want hoe luidde het oordeel van God? God zei, dat de mens als straf voor zijn zonde moest terugkeren tot de aardbodem, waaruit hij was genomen: “u bent immers stof en u zult tot stof terugkeren.” Genesis 3: 19. De woorden van de satan: “uw ogen zullen geopend worden” bleken slechts op één punt waar: nadat Adam en Eva God ongehoorzaam waren geweest, gingen hun ogen open voor de dwaasheid die ze begaan hadden. Ze wisten nu wat kwaad was. Ze proefden de bittere vruchten van hun overtreding.

De boom des levens

In het midden van de Hof van Eden groeide de boom des levens. De vruchten daarvan bezaten de kracht om het leven te laten voortduren. Als Adam aan God gehoorzaam was gebleven, had hij vrije toegang tot deze boom kunnen houden, en eeuwig hebben kunnen leven. Maar nadat hij gezondigd had, werd de toegang tot de boom des levens voor hem afgesloten. Hij werd aan de dood onderworpen. Het vonnis van God luidde: “u bent immers stof en u zult tot stof terugkeren.” Dit betekent het volkomen verloren gaan van het leven.

Onsterfelijkheid was de mens beloofd op voorwaarde van gehoorzaamheid. Door hun overtreding hadden ze die verspeeld. Adam kon aan zijn nageslacht niet doorgeven, wat hij zelf niet bezat. En voor de gevallen mens zou er geen hoop geweest zijn – als God niet door het offer van Zijn Zoon de onsterfelijkheid weer binnen hun bereik zou hebben gebracht. “Zoals door één mens de zonde in de wereld is gekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood over alle mensen gekomen, in wie allen gezondigd hebben.” “Hij heeft de dood tenietgedaan en het leven en de onvergankelijkheid [KJV: onsterfelijkheid] aan het licht gebracht door het Evangelie.” Romeinen 5: 12 en II Timotheüs 1: 10. Alleen door Christus kun je onsterfelijk worden. Jezus heeft gezegd: “Wie in de Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven; maar wie de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien” Johannes 3: 36. Ieder mens kan in bezit komen van deze onschatbare zegen, als hij of zij aan de voorwaarden voldoet: “Hun die met volharding het goede doen en daarin heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid zoeken” ontvangen “het eeuwige leven.” Romeinen 2: 7.

De enige die Adam een leven in ongehoorzaamheid had beloofd, was de grote misleider. De slang zei tot Eva in de Hof van Eden: “U zult zeker niet sterven.” Dit was de eerste preek over de onsterfelijkheid van de ziel die ooit gehouden is. Deze uitspraak, die uitsluitend gebaseerd is op het gezag van de satan, wordt toch vanaf bijna elke christelijke kansel verkondigd. En de meerderheid van de mensen nemen dit net zo makkelijk aan als onze eerste voorouders. Het vonnis van God: “De ziel die zondigt, die zal sterven.” Ezechiël 18: 20 (NBG), wordt in betekenis verdraait. Men zegt nu: ‘De ziel die zondigt, zal niet sterven, maar eeuwig leven.’ We kunnen ons alleen maar verbazen over de vreemde besmetting, die mensen de woorden van de satan zo grif doet geloven. En die besmetting maakt ze ongelovig tegenover de woorden van God.

Als de mens na zijn val nog vrije toegang tot de boom des levens gehad zou hebben, zou hij eeuwig hebben door geleefd. Dan zou ook de zonde onsterfelijk zijn geworden. Maar cherubs met een vlammend zwaard bewaakten de toegang tot de boom des levens. Genesis 3: 24. Niemand van Adams geslacht werd toegestaan, deze grens te passeren. Zo kon niemand deel krijgen aan deze leven gevende vruchten. En daardoor bestaan er nu ook geen onsterfelijke zondaars.

Maar na de val gebood de satan zijn engelen, om zich extra in te spannen, om het geloof in de natuurlijke onsterfelijkheid er bij de mensen in te stampen. En toen hij hen zo ver gekregen had, dat zij deze dwaling aannamen, moesten zijn engelen hen tot de slotsom brengen: Zondaren zullen na hun lichamelijke dood voor eeuwig in ellende moeten voortleven. De vorst van de duisternis stelt, via zijn handlangers, God voor als een wraakzuchtige tiran. Hij beweert, dat God iedereen die Hem niet behaagt, in de hel gooit, en hen voor eeuwig Zijn toorn zal laten voelen. En terwijl zij ondraaglijke angsten uitstaan en in de eeuwige vlammen kronkelen, kijkt hun Schepper tevreden op hen neer.

Zo bekleedt de satan de Schepper en Weldoener van de mensheid met zijn eigen karaktertrekken. Wreedheid is satanisch. God is liefde. Alles wat Hij geschapen heeft was zuiver, heilig en liefelijk, totdat de eerste opstandeling de zonde in de wereld bracht. De satan zelf is de vijand, die de mens tot zonde verleidt. En als hij de kans krijgt, vernietigt hij zijn slachtoffers. En daarna beroemt hij zich over de val, die hij tot stand gebracht heeft. Als het hem zou worden toegestaan, sleepte hij heel de mensheid in zijn netten mee. Als God met Zijn macht niet tussenbeide was gekomen, zou geen enkele zoon of dochter van Adam kunnen ontsnappen.

Valse vrijheid

De satan is ook vandaag bezig om mensen te overwinnen, net zoals hij bij onze eerste voorouders heeft gedaan. Hij ondermijnde hun vertrouwen in hun Schepper en bracht hen aan het twijfelen over Zijn heerschappij. Ze wisten niet meer zeker, of Zijn wetten wel rechtvaardig waren. Satan en zijn volgelingen stellen God nog slechter voor dan zijzelf. Zo rechtvaardigen zij hun eigen kwaadaardigheid en opstandigheid. De grote misleider probeert onze hemelse Vader zijn eigen verschrikkelijk wrede karakter in de schoenen te schuiven. Zo lijkt het net of hem groot onrecht is aangedaan, toen hij uit de hemel werd verdreven. Hij wilde zich immers niet aan zo’n onrechtvaardige Heerser onderwerpen. Hij spiegelt de wereld vrijheid voor, die zij onder zijn milde regime kunnen genieten. En daar tegenover stelt hij de gebondenheid van de strenge decreten van de HEERE. Zo slaagt hij erin, zielen weg te lokken uit hun verbondenheid met God.

Een leerstelling, die zegt, dat goddelozen met vuur en zwavel gefolterd worden in een eeuwig brandende hel, gaat in tegen elk gevoel van liefde en barmhartigheid. Maar ook tegen ons rechtvaardigheidsgevoel. Het idee alleen al, dat zij voor zonden, die zij in een kort aards leven begaan hebben, zolang gemarteld zullen worden als God leeft. Toch wordt deze leer op grote schaal verkondigd, en maakt nog steeds deel uit van veel christelijke geloofsbelijdenissen. Een geleerd theoloog heeft eens gezegd: “De mensen in de hemel zien de tegenstelling tussen de pijnigingen van de hel en de hoge waardigheid, waarmee ze zelf zijn bekleed. Dit verhoogt hun eeuwig geluk. Ze beseffen, hoe gelukzalig ze zijn in vergelijking met andere mensen, die dezelfde natuur hadden, en dezelfde omstandigheden gekend hebben.” Iemand anders zei het zo: “De verdoemden ontvangen eeuwige vergelding. En de rook van hun pijniging stijgt op voor het oog van de verlosten. En deze roepen uit: ‘Amen, halleluja, prijs de Heer.’ ”

Op welke bladzijde van Gods Woord is een dergelijke leer te vinden? Zijn de verlosten in de hemel ontdaan van elk gevoel van medelijden en barmhartigheid? Hebben ze niets gewoon menselijks meer? Is dat allemaal ingeruild voor de onverschilligheid van de stoïcijnen, of de wreedheid van de wilden? Nee, nee en nog eens nee! Dat leert het Boek van God ons niet. Mensen, die bovenstaande uitspraken hebben gedaan – en dergelijke opvattingen huldigen – zijn misschien geleerd en oprecht. Maar ze zijn wel door de spitsvondigheden van de satan misleid. Hij verleidt hen ertoe, krachtige Bijbelse uitspraken te verdraaien. Hij verleent aan die woorden een bittere en kwaadaardige kleur, die bij hemzelf hoort, maar niet bij onze Schepper. “Zo waar Ik leef, luidt het woord van de Here HERE, Ik heb geen behagen in de dood van de goddeloze, maar veeleer daarin, dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft. Bekeer u, bekeer u van uw boze wegen. Want waarom zou U sterven, huis Israel?” Ezechiël 33: 11 NBG

Wat voor voordeel brengt het God, als wij zouden aannemen, dat Hij behagen heeft in het kijken van eindeloze folteringen? Moeten we geloven, dat Hij koninklijk geëerd wordt door het steunen, gillen en vloeken van de lijdende schepselen, die Hij in de hel gevangen houdt? Klinken deze verschrikkelijke geluiden de Oneindige Liefde als muziek in de oren? Er wordt wel beweerd, dat de oneindige ellende, die goddelozen overkomt, laat zien, hoezeer God de zonde haat. Want die zonde verstoort de vrede en de orde in het heelal. Wat is dat een verschrikkelijke Godslastering! Alsof Gods haat tegen de zonde de reden is, dat deze zonde zou blijven voortbestaan. Want volgens de leer van deze zelfde theologen, maakt de voortdurende marteling, zonder hoop op barmhartigheid, de ellendige slachtoffers gek van razernij. En omdat ze hun razernij uiten door vloeken en Godslasteringen, vergroten zij eeuwigdurend hun schuldenlast. Gods heerlijkheid wordt helemaal er helemaal niet mee gediend, als zonde van eeuwigheid tot eeuwigheid blijft toenemen!

De ketterij van de eeuwige straf

Het is voor mensen niet in te schatten, hoeveel kwaad is aangericht door de ketterij van de eeuwige straf. Het geloof van de Bijbel, dat zo vol is van liefde en goedheid, en overvloeit van medelijden, wordt door bijgeloof verduisterd, en er wordt een angstaanjagend beeld aan gekoppeld. Als we ons goed realiseren, in wat voor valse kleuren de satan het karakter van God afschildert, kunnen we ons dan nog verwonderen, als mensen bang voor Hem zijn, Hem verschrikkelijk vinden, en zelfs haten? De weerzinwekkende Godsbeelden, die zich door valse leerstellingen via de kansel over de wereld verspreid hebben, hebben duizenden mensen, ja zelfs miljoenen, tot scepsis en ongeloof gebracht.

De theorie over een eeuwige straf is één van de valse leerstellingen, die de wijn van de hoererij van Babylon vormen, waarvan zij alle volken laat drinken. Openbaring 14: 8 en 17: 2. Het is een volkomen raadsel, waarom dienaren van Christus deze ketterij hebben geaccepteerd, en ook nog van de heilige lessenaars hebben verkondigd. Ze hebben deze leer van Rome overgenomen, net als de leer over de valse sabbat. Het is waar: ook grote en goede mensen hebben deze leer verkondigd. Maar zij hadden niet zoveel licht ontvangen als wij nu. Zij waren verantwoordelijk voor het licht, wat in hun tijd geschenen heeft. Maar wij zijn verantwoordelijk voor het licht dat in onze tijd schijnt. Als wij ons afkeren van het getuigenis van het Woord van God, en valse leerstellingen aannemen omdat onze voorvaderen dat deden, dan vallen we onder het oordeel dat over Babylon is uitgesproken. We drinken van de wijn van haar hoererij.

Een grote groep mensen, die zich afkeren van de leer van een eeuwige straf, worden tot de tegenovergestelde dwaling gedreven. Zij zien in, dat de Bijbel God voorstelt als een Wezen vol liefde en medelijden. En zij kunnen niet geloven, dat Hij Zijn schepselen zal overgeven aan de vlammen van een eeuwig brandende hel. Maar omdat zij vasthouden aan de opvatting, dat de ziel van nature onsterfelijk is, kunnen zij tot geen andere conclusie komen, dan dat alle mensen uiteindelijk gered zullen worden. Veel mensen denken, dat de dreigementen uit de Bijbel alleen maar bedoeld zijn, om mensen uit angst te laten gehoorzamen. Die dreigementen zullen volgens hen niet letterlijk in vervulling gaan. Daardoor kunnen zondaars in zelfzuchtig genot leven en de geboden van God negeren. Maar ze mogen desondanks verwachten, in Zijn gunst te zullen worden aangenomen. Zo’n leer, die roemt op Gods barmhartigheid, maar die Zijn rechtvaardigheid negeert, is aangenaam voor het vleselijk hart, en sterkt goddelozen in hun ongerechtigheid.

De Bijbel geweld aandoen

Mensen die geloven in alverzoening (= de leer dat uiteindelijk iedereen behouden wordt) doen de Schrift geweld aan om hun dogma’s te ondersteunen. Maar daardoor gaan uiteindelijk zielen verloren! We hoeven alleen maar hun eigen uitspraken te citeren, om dit aan te tonen. Er werd een ongelovige jongeman begraven, die bij een ongeluk op slag dood was. De predikant, die de alverzoening leert, koos als Schriftwoord een uitspraak over David: “hij had zich getroost over de dood van Amnon” II Samuel 13: 39.

De spreker zei: “Mij wordt dikwijls gevraagd, wat het lot is van mensen, die de wereld in zonde verlaten. Ze sterven misschien, terwijl ze in een roes verkeren. Ze sterven misschien, terwijl de scharlakenrode vlekken van de misdaad nog aan hun kleren kleven. Of ze sterven als deze jongeman, die zijn geloof nooit heeft beleden, of nooit een ervaring met het geloof heeft gehad. Wij troosten ons met de Schrift. Het antwoord, wat daarin te vinden is, lost dit afschuwelijke probleem op. Amnon was buitengewoon zondig. Hij had geen berouw. Hij werd dronken gevoerd. En toen hij dronken was, werd hij vermoord. David was een profeet van God. Hij moet geweten hebben, of het voor Amnon in de toekomende wereld goed of slecht zou zijn. Wat ging er om in zijn hart?

“Toen kwijnde koning David van verlangen naar Absalom; want hij had zich getroost over de dood van Amnon.”

Welke gevolgtrekking kunnen we uit deze woorden trekken? Het moet toch zo zijn, dat eeuwig lijden geen onderdeel uitmaakte van Davids geloof. Zo begrijpen wij dit. We ontdekken hier een triomfantelijk argument ten gunste van de meer bevredigende, meer verlichte, en meer welwillende veronderstelling, dat uiteindelijk in het hele heelal zuiverheid en vrede zal heersen. Hij had zich getroost over de dood van zijn zoon. En waarom? Omdat hij met zijn profetische blik in de heerlijke toekomst kon kijken. Hij kon zien, dat zijn zoon dan ver verwijderd zou zijn van alle verzoekingen. Dat zijn zoon bevrijd zou zijn uit de banden, en bevrijd van de smet van de zonde. En nadat hij voldoende geheiligd en verlicht zou zijn, zou hij worden toegelaten tot de vergadering van opgevaren geesten die zich verheugen. Zijn enige troost was, dat zijn zoon nu weggenomen was uit zijn huidige staat van zonde en lijden. Hij was daarheen gegaan, waar de heerlijkste adem van de Heilige Geest over zijn verduisterde ziel zou gaan. Zijn geest zou worden geopend voor de wijsheid van de hemel en de aangename vervoering van onsterfelijke liefde. En zo zou hij een geheiligde natuur krijgen, om samen met de overigen te kunnen delen in de hemelse erfenis.

In deze gedachtegang komen we tot het inzicht, dat de hemelse zaligheid niet afhankelijke is van ook maar iets wat wij in dit leven kunnen doen. Niet van wat nu ons hart verandert; niets wat we nu geloven, of nu belijden.”

Zo herhaalt deze zogenaamde dienaar van Christus de valse leer, die door de slang in de Hof van Eden werd uitgesproken: “U zult geenszins sterven. Maar God weet dat op de dag dat u daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden en dat u als God zult wezen en goed en kwaad kennen.” Genesis 3: 4 – 5. Deze predikant spreekt uit, dat zelfs de aller-slechtste zondaars – moordenaars, dieven, echtbrekers – na de dood voorbereid zullen worden om de eeuwige gelukzaligheid binnen te kunnen gaan.

En waar haalt deze verdraaier van de Schrift zijn conclusie vandaan? Uit één enkele zin, die aangeeft, dat David zich neerlegt bij wat de Voorzienigheid beschikt heeft. “Toen kwijnde koning David van verlangen naar Absalom; want hij had zich getroost over de dood van Amnon.” De scherpe kanten van zijn verdriet waren door de tijd afgesleten. Zijn gedachten keerden zich af van de dode naar de levende zoon, die vrijwillig in ballingschap was gegaan uit angst voor de rechtvaardige straf op zijn misdaad. En dit zou dan het bewijs zijn, dat Amnon – de dronken incestpleger – bij zijn dood onmiddellijk zou zijn overgebracht naar de wachtkamer van de gelukzaligheid, om daar gezuiverd en voorbereid te worden op het gezelschap van zondeloze engelen? Dat is wel een heel aangenaam fabeltje, heel geschikt om het vleselijk hart mee te verwennen! Het is de leer van de satan zelf, en die doet heel effectief zijn werk. Moeten we ons verbazen, dat bij dit soort onderwijs de goddeloosheid overvloedig toeneemt?

De redenering, die deze ene valse leraar volgt, geldt als illustratie voor vele anderen. Een paar Schriftwoorden worden uit hun verband gerukt. Want anders zou blijken, dat die Bijbelteksten precies het omgekeerde zeggen. Die losse fragmenten worden verdraaid en gebruikt, om leerstellingen te bewijzen, die geen enkele grond in het Woord van God hebben. Het preekcitaat hierboven wil aantonen, dat de dronken Amnon in de hemel is. Deze conclusie is rechtstreeks in tegenspraak met de heldere en duidelijke uitspraak uit de Bijbel, dat dronkaards het Koninkrijk van God niet zullen beërven (I Korinthe 6: 10) Op deze manier veranderen twijfelaars, ongelovigen en sceptici de waarheid in een leugen. En massa’s mensen zijn door hun spitsvondigheden misleid, en in slaap gesust in een wieg van zondige gerustheid.

“Het loon van de zonde is de dood” Romeinen 6: 23

Als het waar zou zijn, dat de zielen van alle mensen op het tijdstip van overlijden direct naar de hemel zouden overgaan, zouden we veel meer naar de dood verlangen dan naar het leven. Veel mensen hebben, geleid door dit geloof, een einde aan hun leven gemaakt. Als je overspoeld wordt door moeilijkheden, verwarring en teleurstelling, lijkt het heel eenvoudig, de broze draad van het leven te verbreken, en je toevlucht te zoeken in de gelukzalige eeuwigheid.

God heeft in Zijn Woord overduidelijke aanwijzingen gegeven, dat Hij de overtreders van Zijn wet zal straffen. Mensen vleien zichzelf met de gedachte, dat Hij veel te barmhartig is om gerechtigheid aan zondaars te voltrekken. Maar laten zij alleen maar kijken naar het kruis van Golgotha. De dood van de smetteloze Zoon van God getuigt ervan, dat “het loon van de zonde” de dood is. Elke schending van Gods wet moet vergelding ontvangen. Christus, die geen zonde gekend heeft, werd voor de mens tot zonde gemaakt. Hij droeg de schuld voor de overtredingen. En Hij verdroeg het verborgen zijn van het gelaat van Zijn Vader, totdat Zijn hart brak en Zijn leven stopte. Dit totale offer werd gebracht, om zondaars te verlossen. De mens kon op geen enkele andere manier bevrijd worden van de straf op de zon-de. En iedere ziel die weigert om deel te krijgen aan deze verzoening, die tegen een zo hoge prijs tot stand gebracht is, moet de schuld en de straf van de overtredingen persoonlijk dragen.

Laten we eens kijken, wat de Bijbel verder leert over zondige en onboetvaardige mensen. Mensen die de alverzoening leren, stellen hen voor als heilige en gelukkige engelen in de hemel.

“Wie dorst heeft, zal Ik voor niets te drinken geven uit de bron van het Water des levens.” Openbaring 21: 6. Deze belofte geldt alleen voor die mensen die dorst hebben. Alleen mensen die weten, dat ze het Water des levens nodig hebben, en dit ten koste van alles willen hebben, krijgen te drinken. “Wie overwint, zal alles beërven, en Ik zal voor hem een God zijn en hij zal voor Mij een zoon zijn.” Vers 7. Hier worden de voorwaarden ook gespecificeerd. Om alles te beërven, moeten we weerstand bieden aan de zonde en deze overwinnen.

De Heer spreekt via de profeet Jesaja: “Zeg de rechtvaardige dat het hem goed zal gaan, … Wee de goddeloze, het zal hem slecht gaan, want het werk van zijn handen zal hem vergolden worden.” Jesaja 3: 10 – 11. “Hoewel een zondaar honderdmaal kwaad doet, verlengt God zijn dagen. Toch weet ik dat het goed zal gaan met hen die God vrezen, die voor Zijn aangezicht vrezen. Maar de goddeloze zal het niet welgaan.” Prediker 8: 12 – 13. En Paulus getuigt tegen zondaren, wat zij voor zichzelf ophopen: “toorn … op de dag van de toorn en van de openbaring van het rechtvaardig oordeel van God, Die ieder vergelden zal naar zijn werken.” “Verdrukking en benauwdheid komen over ieder mens persoonlijk die het kwade teweegbrengt.” Romeinen 2: 5, 6 en 9.

“Want dit moet u weten, dat geen enkele bedrijver van hoererij, of onreine, of hebzuchtige, die een afgodendienaar is, een erfdeel heeft in het Koninkrijk van Christus en van God.” Efeze 5: 5. “Jaag de vrede na met allen, en de heiliging, zonder welke niemand de Heere zien zal.” Hebreeën 12: 14. “Zalig zijn zij die Zijn geboden doen, opdat zij recht mogen hebben op de Boom des levens, en opdat zij door de poorten de stad mogen binnengaan. Maar buiten zijn de honden, de tovenaars, de ontuchtplegers, de moordenaars, de afgodendienaars en ieder die leugen liefheeft en doet.” Openbaring 22: 14 – 15.

God heeft de mensen uitleg gegeven over Zijn karakter, en over hoe Hij met de zonde zal handelen. “HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, geduldig en rijk aan goedertierenheid en trouw, Die goedertierenheid blijft bewijzen aan duizenden, Die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft, maar Die de schuldige zeker niet onschuldig houdt en de ongerechtigheid van de vaders vergeldt aan de kinderen en kleinkinderen, tot in het derde en vierde geslacht.” Exodus 34: 6 – 7. “Hij vernietigt alle goddelozen.” “de overtreders worden allen verdelgd; het einde van de goddelozen wordt afgesneden.” Psalm 145: 20; 37: 38. De macht en het gezag van Gods heerschappij zullen worden gebruikt, om aan de opstand een einde te maken. Toch zullen alle uitingen van Gods vergeldende rechtvaardigheid volkomen in overeenstemming zijn met Zijn karakter als barmhartig, geduldig en goedertieren wezen.

God laat iedereen vrij oordelen en kiezen. Hij heeft geen behagen in slaafse gehoorzaamheid. Hij verlangt, dat de schepselen, die Hij met eigen handen gemaakt heeft, Hem zullen liefhebben, omdat Hij die liefde waardig is. Hij wil graag, dat zij Hem gehoorzamen, omdat ze zijn wijsheid, rechtvaardigheid en goedertierenheid begrijpen en waarderen. En ieder, die deze eigenschappen juist inschat, heeft Hem lief. Want ze worden naar Hem toe getrokken, door hun bewondering voor Zijn eigenschappen.

Gods ware karakter

De vriendelijkheid, barmhartigheid en liefde, die onze Heiland ons leerde en voorleefde, vormen uitdrukking van de wil en het karakter van God. Christus heeft gezegd, dat Hij niets anders heeft onderwezen, dan Hij van Zijn Vader heeft ontvangen. De beginselen van Gods heerschappij zijn in volmaakte harmonie met het gebod van onze Heiland: “Heb uw vijanden lief.” Mattheüs 5: 44. God oefent rechtvaardigheid over de goddelozen. Dat is goed voor het heelal. En het is zelfs het beste voor de mensen, over wie deze oordelen worden voltrokken. Hij zou hen gelukkig willen maken, maar dan wel in overeenstemming met de wetten van Zijn heerschappij, en in overeenstemming met de rechtvaardigheid van Zijn karakter. Hij omringt hen met Zijn liefde. Hij schenkt hun inzicht in Zijn wet. En Hij achtervolgt hen met Zijn barmhartigheid. Maar de goddelozen verachten zijn liefde, ontkrachten Zijn wet, en verwerpen Zijn barmhartigheid. Ze ontvangen voortdurend Zijn gaven, maar zij maken de Gever te schande. Ze haten God, omdat ze weten, dat Hij hun zonden verafschuwt. De Heer heeft geduld met hun verdorvenheid. Maar uiteindelijk breekt het beslissende moment aan, waarop over hun bestemming wordt beslist. Zal Hij deze rebellen dan aan Zijn zijde binden? Zal Hij hen dwingen om Zijn wil te doen?

Mensen die de satan tot leidsman hebben gekozen en onder zijn controle staan, zijn niet voorbereid om in Gods aanwezigheid te verschijnen. Trots, misleiding, losbandigheid en wreedheid hebben zich in hun karakter vastgezet. Kunnen zij de hemel binnengaan en daar voor eeuwig wonen met wezens, die zij op aarde hebben veracht en gehaat? Voor een leugenaar is de waarheid nooit aangenaam. Zachtmoedigheid is niet bevredigend voor iemand met eigendunk en trots. Zuiverheid is voor een corrupt iemand onacceptabel. Belangeloze liefde is niet aantrekkelijk voor zelfzuchtige mensen. Wat voor genot kan de hemel bieden aan mensen, die volkomen zijn opgegaan in hun aardse en egoïstische verlangens?

Kunnen mensen, die hun hele leven opstandig zijn geweest tegen God, plotseling naar de hemel worden overgebracht, en de hoge en heilige staat van volmaaktheid aanschouwen, die daar steeds heerst? – Iedere ziel is daar vervuld van liefde. Elk gezicht straalt van vreugde. Er klinkt meeslepende, melodieuze muziek tot eer van God en van het Lam. En van het aangezicht van Hem die op de troon zit, stroomt onophoudelijk licht neer op de verlosten. – Kunnen mensen, die vol haat zitten tegenover God, en tegenover heiligheid en waarheid, zich aansluiten bij deze schare in de hemel? Kunnen zij meezingen met de lofliederen? Kunnen zij de heerlijkheid van God en van het Lam verdragen? Nee, nee, en nog eens nee. Zij hebben jarenlang een proeftijd gehad, waarin ze hun karakter voor de hemel konden vormen. Maar ze hebben nooit geoefend, om zuiverheid te leren liefhebben. Ze hebben de taal van de hemel nooit geleerd, en nu is het te laat. Een leven vol opstandigheid tegen God heeft hen ongeschikt gemaakt voor de hemel. De zuiverheid, heiligheid en vrede zou voor hen een marteling zijn. De heerlijkheid van God is voor hen een verterend vuur. Ze zouden uit die heilige plaats willen wegvluchten. Ze zouden blij zijn, vernietigd te worden, zodat ze het gezicht niet hoeven zien van Hem, Die gestorven is om hen te verlossen. De bestemming van de goddelozen wordt vastgelegd door hun eigen keuzes. Hun uitsluiting buiten de hemel is in overeenstemming met hun eigen wil. En van Gods kant is het zowel rechtvaardig als barmhartig.

Het vuur van Gods grote dag spreekt het vonnis uit, dat de goddelozen niet te genezen zijn. Net als het water van de zondvloed. Ze missen de instelling om zich aan Gods gezag te onderwerpen. Hun wil is geoefend in opstandigheid. En wanneer hun leven voorbij is, is het te laat om de stroom van hun gedachten in de omgekeerde richting om te buigen. Dan is het te laat om van overtreding naar gehoorzaamheid om te keren, te laat om van haat naar liefde over te stappen.

Voorbeelden, waarvan wij kunnen leren

God spaarde het leven van de moordenaar Kaïn. Daarmee gaf Hij een voorbeeld van wat het gevolg is, als je zondaren laat verder leven. Dan kunnen ze onbeperkt doorgaan met hun ongerechtigheid. Door de invloed die Kaïn op anderen had, door zijn opvattingen en voorbeeld, zijn grote groepen van zijn nakomelingen tot zonde verleid. Totdat “de mens op de aarde door en door slecht was; en heel de gedachtevorming van zijn hart was te allen tijde alleen maar slecht.” “De aarde was verdorven voor Gods aangezicht en de aarde was vol met geweld.” Genesis 6: 5, 11.

In de tijd van Noach roeide God uit barmhartigheid voor de wereld de goddeloze aardbewoners uit. Uit barmhartigheid vernietigde Hij de verdorven inwoners van Sodom. Door de misleidende macht van de satan verwerven de werkers van ongerechtigheid zich sympathie en bewondering. En daardoor verleiden ze anderen voortdurend tot opstandigheid. Zo was het in de tijd van Kaïn, en ook in de tijd van Noach. Zo was het ook in de tijd van Abraham en Lot. En zo is het ook in onze tijd. En uit barmhartigheid voor het heelal zal God uiteindelijk de mensen die Zijn genade hebben verworpen, vernietigen.

“Want het loon van de zonde is de dood, maar de genadegave van God is eeuwig leven, door Jezus Christus, onze Heere.” Romeinen 6: 23. Het leven is de erfenis voor de rechtvaardigen. De dood is het deel van de goddelozen. Mozes sprak tot Israël: “Zie, ik heb u nu zowel het leven en het goede, als de dood en het kwade voor ogen gesteld.” Deuteronomium 30: 15. De dood, waarnaar deze Bijbelteksten verwijzen, is niet de dood die Adam werd aangezegd. Want de hele mensheid ondergaat de straf voor deze overtredingen. Het is “de tweede dood”, het tegengestelde van het eeuwige leven.

Het einde van de zonde

Als gevolg van de zonde van Adam, is de dood op de hele mensheid overgegaan. Iedereen, wie hij of zij ook is, is op weg naar het graf. En door het verlossingsplan zal iedereen ook weer uit het graf opstaan. “…er zal een opstanding van doden zijn, van de rechtvaardigen zowel als van de onrechtvaardigen.” Handelingen 24: 15. “Want evenals allen in Adam sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden.” I Korinthe 15: 22. Maar er wordt onderscheid gemaakt tussen de twee groepen, die worden opgewekt. “De tijd komt waarin allen die in de graven zijn, Zijn stem zullen horen, en zij zullen eruit gaan: zij die het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, maar zij die het kwade gedaan hebben, tot de opstanding ten oordeel.” Johannes 5: 28 – 29 NBG. De mensen die “waardig zijn bevonden” voor de opstanding ten leven, zijn “zalig en heilig.” “Over hen heeft de tweede dood geen macht.” Openbaring 20: 6. Maar mensen die niet door bekering en geloof vergeving hebben ontvangen, krijgen “het loon van de zonde.” Zij ondergaan hun straf, die verschilt in duur en zwaarte, “in overeenstemming met hun wer-ken.” Tenslotte loopt deze straf uit op de tweede dood. Want het is voor God onmogelijk om zondaren in hun zonden te redden. Dat is niet in overeenstemming met Zijn rechtvaardigheid en Zijn barmhartigheid. Hij onthoudt de zondaar het leven, wat hij door zijn overtredingen heeft verspeeld, en waarvoor hij zich onwaardig heeft betoond. Een geïnspireerde schrijver heeft gezegd: “Nog even, en de goddeloze zal er niet meer zijn; u zult zoeken naar zijn plaats, maar hij zal er niet wezen.” Psalm 37: 10. En een ander schrijft: “zij zullen worden alsof zij er niet geweest waren!” Obadja 1: 16. Bedekt met schande zinken zij weg in hopeloze, eeuwige vergetelheid.

Zo komt er aan de zonde – en aan alle leed en schade die daaruit zijn voortgekomen – een einde. De psalmist zegt: “U hebt de heidenen bestraft, de goddeloze te gronde gericht, hun naam uitgedelgd, voor eeuwig en altijd.” Psalm 9: 6. Johannes hoort in de Openbaring, wanneer hij vooruit kijkt in de eeuwigheid, het hele heelal een loflied zingen, zonder één enkele wanklank. Hij hoorde ieder schepsel in hemel en op aarde God lof toezingen. Openbaring 5: 13. Dan zullen er geen verloren zielen zijn, die God lasteren, terwijl ze eeuwige kwellingen ondergaan. Er zullen geen ellendige wezens in de hel zijn, die hun gegil vermengen met de lofzangen van de verlosten.

Bewustzijn in de dood?

Op de fundamentele dwaling van de natuurlijke onsterfelijkheid van de ziel berust ook de leerstelling, dat de mens in de dood bewustzijn kent. Het is een leer die, net als de eeuwige straf, ingaat tegen de leer van de Bijbel. Maar ook tegen de wetten van ons verstand, en tegen ons menselijk gevoel. Volgens het volksgeloof zijn de verlosten in de hemel op de hoogte van alles wat op aarde gebeurt; en in het bijzonder van het leven van de vrienden die zij hebben achtergelaten. Maar hoe zouden zielen in de hemel vreugde kunnen hebben, als zij de moeilijkheden van de levenden zouden kennen? Of wanneer zij getuige zouden zijn van de zonden, die hun geliefden begaan? Hoe zouden ze blij kunnen zijn, wanneer zij hen gebukt zien gaan onder alle verdriet, teleurstellingen en angst van het leven? Hoe zouden zij ooit van de gelukzaligheid in de hemel kunnen genieten, wanneer zij boven hun vrienden op aarde zweven? En hoe weerzinwekkend is het niet, te geloven, dat op het moment dat de levensadem het lichaam verlaat, de ziel van onboetvaardige mensen in de vlammen van de hel wordt gegooid! Wat moeten mensen dan in de hemel voor zielensmart doormaken, als zij hun vrienden onvoorbereid naar hun graf zien gaan, om een eeuwigheid vol ellende en zonde tegemoet te gaan! Er zijn veel mensen door deze schokkende gedachte tot waanzin gedreven.

Wat zegt de Bijbel hierover? David zegt, dat de mens in de dood geen bewustzijn heeft. “Zijn geest verlaat hem, hij keert terug tot zijn aardbodem; op die dag vergaan zijn plannen (gedachten, KJV).” Psalm 146: 4. Salomo schrijft hetzelfde: “Want de levenden weten dat zij sterven zullen, maar de doden weten helemaal niets. Zij hebben ook geen loon meer, maar hun gedachtenis is vergeten. Ook hun liefde, ook hun haat, ook hun afgunst is al vergaan. Zij hebben geen deel meer, voor eeuwig, aan alles wat er onder de zon plaatsvindt.” “want er is geen werk, geen overleg, geen kennis of wijsheid in het graf, waar u naartoe gaat.” Prediker 9: 5, 6, 10.

Toen het leven van Hizkia, als antwoord op zijn gebed, met vijftien jaar verlengd werd, bracht de dankbare koning een loflied aan God voor Zijn grote barmhartigheid. In dit lied vertelt hij de reden, waarom hij zo blij is: “Immers, het graf zal U niet loven, de dood U niet prijzen; wie in de kuil neerdalen, zullen op Uw waarheid niet hopen. De levende, de levende, hij zal U loven, zoals ik vandaag. De vader zal zijn kinderen met Uw waarheid bekendmaken.” Jesaja 38: 18 – 19.
De populaire theologie stelt de doden voor, alsof ze in de hemel zijn. Ze zijn de gelukzaligheid ingegaan en loven God met hun onsterfelijke tong. Maar Hizkia zag in de dood niet zo’n heerlijk vooruitzicht. Deze Psalmverzen zijn in overeenstemming met zijn woorden: “Want in de dood wordt aan U niet gedacht,
wie zal U loven in het graf?” Psalm 6: 6. “De doden zullen de HEERE niet prijzen, evenmin wie in de stilte neergedaald zijn.” Psalm 115: 17.

Petrus zei op die bewuste Pinksterdag: “Mannen broeders, het is mij toegestaan over de aartsvader David vrijuit tegen u te zeggen dat hij én gestorven én begraven is, en dat zijn graf tot op deze dag onder ons is.” “David is immers niet opgevaren naar de hemelen” Handelingen 2: 29, 34. Het feit, dat David in zijn graf blijft tot aan de wederopstanding, bewijst dat de rechtvaardigen bij hun dood niet naar de hemel gaan. Alleen via de wederopstanding, en vanwege het feit dat Jezus is opgestaan, kan David uiteindelijk aan de rechterhand van God zitten.

En Paulus heeft gezegd: “Immers, als de doden niet opgewekt worden, is ook Christus niet opgewekt. En als Christus niet is opgewekt, is uw geloof zinloos, u bent dan nog in uw zonden. Dan zijn ook zij die in Christus ontslapen zijn, verloren.” I Korinthe 15: 16 – 18. Stel dat de rechtvaardigen al vierduizend jaar lang direct bij hun dood naar de hemel zouden zijn gegaan. Hoe kan Paulus dan ooit zeggen: Als er geen wederopstanding is, ben je verloren? Wanneer mensen bij hun dood meteen naar de hemel gaan, is er immers helemaal geen wederopstanding nodig.

De martelaar Tyndale zei over de staat van de doden: “Ik belijd hier openlijk, dat ik er niet van overtuigd ben, dat zij al in de volle heerlijkheid zijn, waar Christus is, of waar de uitverkoren engelen van God zijn. Dat is geen geloofsleerstelling van mij. Want als dat zo zou zijn, zou de verkondiging van de wederopstanding des vlezes zinloos zijn.” – William Tyndale: “Preface to the New Testament”, 1534. Herdrukt in: “British Reformers”, Tindal, Frith, Barnes, blz. 349.

Het is een onweerlegbaar feit, dat de hoop op onsterfelijke gelukzaligheid vanaf het moment van sterven ertoe heeft geleid, dat de Bijbelse leer over de wederopstanding op grote schaal is genegeerd. Over deze trend heeft Dr. Adam Clarke het volgende gezegd: “De leer van de wederopstanding was onder de oorspronkelijke christenen veel belangrijker dan nu! Hoe is dat mogelijk? De apostelen hielden er standvastig aan vast. En zij spoorden met deze leer de volgelingen van God aan tot ijver, gehoorzaamheid en opgewektheid. En hun opvolgers van vandaag hebben het er nauwelijks over! De apostelen predikten het ene, en de oorspronkelijke christenen geloofden het. En wij preken het andere, en onze toehoorders geloven ons. In het hele evangelie is er geen leerstelling, waar zoveel aandacht aan wordt besteed. En in ons huidige preekrooster is er geen leerstelling, die méér verwaarloosd wordt als deze.” – “Commentary”, opmerkingen bij I Korinthe 15, § 3.

Dit proces is net zo lang doorgegaan, tot de heerlijke waarheid van de wederopstanding bijna volledig verborgen is geraakt. De christelijke wereld heeft haar bijna helemaal uit het oog verloren. En dus schrijft een toonaangevend christelijk auteur in een commentaar op I Thessalonicenzen 4: 13 – 18: “De leer is veranderd, door de praktijk om mensen troost te kunnen bieden. De leer van de zalige onsterfelijkheid van de rechtvaardigen is in de plaats gekomen van al die twijfelachtige leerstellingen over de tweede komst van onze Heer. Voor ons komt de Heer bij onze dood. Dáár moeten we vol verwachting naar uitzien. De doden zijn allang de heerlijkheid binnengegaan. Ze wachten niet op de bazuin, om het oordeel of de gelukzaligheid te ontvangen.”

“Ik ga heen om een plaats voor u gereed te maken”

Toen Jezus op het punt stond, Zijn discipelen te verlaten, zei Hij niet, dat zij spoedig bij Hem zouden komen. Hij zei: “ Ik ga heen om een plaats voor u gereed te maken. En als Ik heengegaan zal zijn en plaats voor u gereedgemaakt zal hebben, kom Ik terug en zal u tot Mij nemen” Johannes 14: 2 – 3. En Paulus vertelt ons verder: “Want de Heere Zelf zal met een geroep, met een stem van een aartsengel en met een bazuin van God neerdalen uit de hemel. En de doden die in Christus zijn, zullen eerst opstaan. Daarna zullen wij, de levenden die overgebleven zijn, samen met hen opgenomen worden in de wolken, naar een ontmoeting met de Heere in de lucht. En zo zullen wij altijd met de Heere zijn. Zo dan, troost elkaar met deze woorden.” I Thessalonicenzen 4: 16 – 18. Wat een tegenstelling tussen deze troostvolle woorden en die van de predikant, die alverzoening leert, die we hierboven hebben aangehaald. (zie: > De Bijbel ge-weld aandoen) Deze predikant troostte de achter gebleven vrienden met de verzekering, dat hoe zondig de overledene ook geweest mocht zijn, hij bij het uitblazen van zijn laatste adem door engelen was ontvangen. Paulus wijst zijn broeders en zusters op de toekomstige verschijning van de Heer. Dan zullen de banden van het graf worden verbroken. En de “doden die in Christus zijn” zullen opgewekt worden tot het eeuwige leven.

Voordat iemand de woningen van de zaligen kan binnengaan, moet zijn of haar zaak onderzocht worden. Karakter en daden moeten door God worden bezien. Wij allen zullen geoordeeld worden op grond van wat in de boeken staat geschreven. En we zullen worden beloond naar onze werken. Dit oordeel vindt niet bij onze dood plaats. Let op deze woorden van Paulus: “omdat Hij een dag bepaald heeft waarop Hij de wereld rechtvaardig zal oordelen door een Man, Die Hij daartoe aangesteld heeft. Daarvan heeft Hij aan allen het bewijs geleverd door Hem uit de doden op te wekken.” Handelingen 17: 31. De apostel spreekt hier duidelijk uit, dat er een bepaald tijdstip is vastgesteld, dat op dat moment in de toekomst lag, waarop het oordeel over de wereld geveld zou worden.

Judas wijst op dezelfde tijd: “En de engelen die hun oorspronkelijke staat niet hebben bewaard, maar hun eigen woonplaats verlaten hebben, heeft Hij voor het oordeel op de grote dag met eeuwige boeien in de duisternis in verzekerde bewaring gesteld.” En later haalt hij de woorden van Henoch aan: “Zie, de Heere is gekomen met Zijn tienduizenden heiligen, om allen voor het gericht te dagen.” Judas: 6, 14 – 15. Johannes zegt: “En ik zag de doden, klein en groot, voor God staan. En de boeken werden geopend … En de doden werden geoordeeld overeenkomstig wat in de boeken geschreven stond.” Openbaring 20: 12.

Maar als de doden al genieten van de gelukzaligheid in de hemel, of al kronkelen in de vlammen van de hel, waarom is er dan nog een toekomstig oordeel nodig? De leer van Gods Woord op deze belangrijke punten is niet vaag en ook niet tegenstrijdig. Die kun je met je gewone verstand begrijpen. Maar welke heldere geest kan in de nu heersende leer nog wijsheid of rechtvaardigheid ontdekken? Zullen de rechtvaardigen, nadat hun zaak in het oordeel onderzocht is, de aanbeveling ontvangen: “Goed gedaan, goede en trouwe slaaf, … ga in, in de vreugde van uw heer”? Misschien verblijven zij al vele eeuwen in Gods aanwezigheid. Worden de goddelozen soms uit hun plaats van foltering opgeroepen, om van de Rechter over heel de aarde hun vonnis te horen uitspreken: “Ga weg van Mij, vervloekten, in het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bestemd is.” Mattheüs 25: 21, 41. Wat een plechtige spot! Het is een schandelijke aanklacht tegen Gods wijsheid en rechtvaardigheid!