Sabbat voor de wereld

De Sabbat maakt onderdeel uit van de wet die op de Sinaï werd afgekondigd. Maar dat was niet de eerste keer, dat ze als rustdag werd aangemerkt. Het volk Israël kende de Sabbat al vóór ze bij de Sinaï kwam. Op weg naar de Sinaï hielden zij hem al. Toen sommige mensen hem schonden, bestrafte de HEERE hen, en zei: “Hoelang weigert u nog zich aan Mijn geboden en Mijn wetten te houden?”.

De Sabbat is niet alleen voor Israël, maar voor de hele wereld. Hij is in de Hof van Eden aan de mens bekend gemaakt. Net als de andere voorschriften van de Decaloog is het een eeuwigdurende verplichting. Christus zegt van de wet, waarvan het vierde gebod onderdeel uitmaakt: “Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota of één tittel van de Wet voorbijgaan.” Mattheüs 5: 17.
Zolang de hemel en de aarde bestaan, zal de Sabbat blijven, als teken van het gezag van de Schepper. En wanneer de Hof van Eden weer op aarde zal bloeien, zal Gods heilige rustdag door iedereen onder de zon in ere worden gehouden. “Van de ene Sabbat tot de andere zullen de bewoners van de verheerlijkte nieuwe aarde komen om zich voor mijn aangezicht neer te buigen, zegt de HERE.” Jesaja 66: 23 NBG

De Wens der eeuwen”
“De Wens der eeuwen” is door de hoofdbibliothecaris van de bibliotheek van het Amerikaans Congres uitgeroepen tot het beste boek over het leven van Jezus Christus, na de Bijbel. Dit boek helpt jou Jezus beter te leren kennen, en Zijn gelijkenissen en onderwijs te begrijpen. De tekst op deze pagina is een fragment uit dit boek, dat al 110 jaar lang een klassieker is.

Hoe moet je de ware Sabbat houden – Wat Jezus ons leerde

Geen enkel instituut dat aan de Joden was toevertrouwd, onderscheidde hen zozeer van omliggende volken als de Sabbat. Het was Gods bedoeling, dat het houden van de Sabbat teken zou zijn, dat zij Hem werkelijk aanbidden. Het was als teken bedoeld, dat zij zich van afgoderij hadden afgekeerd, en zich hadden verbonden met de ware God. Maar om de Sabbat heilig te kunnen houden, moesten de mensen zelf heilig zijn. Ze moesten door het geloof deel krijgen aan de gerechtigheid van Christus. Toen het gebod aan Israël gegeven werd: “Gedenk de sabbatdag, dat u die heiligt”, sprak de Heer ook tot hen: “U moet voor Mij geheiligde mensen zijn.” Exodus 20: 8; 22: 31. Alleen op deze manier zou de Sabbat Israël kunnen onderscheiden als mensen die God aanbaden.

Omdat de Joden van God afvielen, en nalieten zich de gerechtigheid van Christus door het geloof toe te eigenen, verloor de Sabbat voor hen zijn betekenis. De satan probeerde zichzelf te verheffen en de mensen van Christus weg te trekken. Hij werkte aan het verdraaien van de Sabbat, omdat deze het teken van de macht van Christus is. De Joodse leiders werkten aan de plannen van de satan mee, doordat zij Gods rustdag met zware eisen omgaven. In de dagen van Christus was de Sabbat zó verdraaid, dat het houden van deze dag meer het karakter weerspiegelde van de zelfzucht en de willekeur van mensen, dan het karakter van de liefhebbende Vader in de hemel. De rabbi’s vertegenwoordigden in schijn God. Ze vaardigden wetten uit, die door mensen onmogelijk gehouden konden worden. Ze brachten de mensen ertoe, God als tiran te zien. In hun gedachtewereld werd je hard van hart en wreed, wanneer je de Sabbat naar Zijn eis hield. Het was Christus’ taak om deze verkeerde opvattingen uit de weg te ruimen. De rabbi’s achtervolgden Hem met genadeloze vijandigheid. Maar Hij wekte niet eens de schijn, dat Hij Zich aan hun voorschriften onderwierp. Hij ging recht door zee, en hield de Sabbat overeenkomstig de wet van God.

Op een Sabbat, toen de Heiland en Zijn discipelen van de plaats van samenkomst terugkwamen, gingen ze door een veld, waar het graan aan het rijpen was. Jezus was tot laat met Zijn werk bezig geweest. En terwijl ze door het veld liepen, begonnen de discipelen aren te verzamelen. Ze aten de korrels op, nadat ze die tussen hun handen hadden los gewreven. Op elke andere dag zou hierover geen commentaar gekomen zijn. Want iemand die door een korenveld ging, of door een boomgaard of wijngaard, stond het vrij te eten wat hij nodig had. Zie Deuteronomium 23: 24 – 25. Maar als je dit op Sabbat deed, betekende dat een ontwijding. Het verzamelen van de aren was al een soort oogsten. Maar het tussen de handen wrijven was bovendien ook nog een vorm van dorsen. Dus was er in de ogen van de rabbi’s sprake van een dubbele overtreding.

De spionnen klaagden meteen bij Jezus: “Zie, Uw discipelen doen iets wat niet geoorloofd is te doen op de sabbat.” Mattheüs 12: 2

Toen Hij in Bethesda beschuldigd werd van het schenden van de Sabbat, verdedigde Jezus Zichzelf door erop te wijzen, dat Hij de Zoon van God was. Hij zei toen, dat Hij in harmonie met de Vader werkte. Nu Zijn discipelen aangevallen werden, wees Hij Zijn beschuldigers op voorbeelden uit het Oude Testament. Zij handelden net als de mensen uit het Oude Testament, die in dienst van God stonden.

De Joodse leraren gingen prat op hun kennis van de Schriften. En in het antwoord van de Heiland klonk het impliciete verwijt door, dat zij niet op de hoogte waren van de Heilige Geschriften. Hij zei: “Hebt u niet gelezen wat David deed toen hij honger had, en zij die bij hem waren? Hoe hij het huis van God binnengegaan is en de toonbroden gegeten heeft, die hij niet mocht eten, evenmin als zij die bij hem waren, maar alleen de priesters?” Mattheüs 12: 3 – 4. “De sabbat is gemaakt ter wille van de mens, niet de mens ter wille van de sabbat.” Markus 2: 27, 28 “Of hebt u niet gelezen in de Wet dat de priesters op de sabbatdagen de sabbat ontheiligen in de tempel, en toch onschuldig zijn? Ik zeg u echter dat hier Iemand is Die meer is dan de tempel. … Want de Zoon des mensen is Heere, óók van de sabbat.” Mattheüs 12: 5 – 6.

Wanneer het goed was, dat David zijn honger stilde door het eten van brood, dat voor heilige doeleinden afgezonderd werd, dan was het ook voor de discipelen goed, om tijdens de heilige uren van de Sabbat hun honger te stillen door graan te plukken. Nogmaals gezegd: de priesters verrichten op Sabbat méér werk, dan op andere dagen van de week. Als ze voor wereldse doeleinden hetzelfde werk gedaan zouden hebben, zou het zonde zijn geweest. Maar het werk van de priesters werd in dienst van God gedaan. Ze voerden rituelen uit, die verwezen naar de verlossende macht van Christus. Hun werk was in harmonie met het doel van de Sabbat. Maar nu was Christus Zelf gekomen. De discipelen waren, doordat zij voor Christus werkten, bezig in dienst van God. En daarom was het goed, op Sabbat het nodige te doen om hun taak te kunnen uitvoeren.

Christus leerde Zijn discipelen en Zijn vijanden, dat het dienen van God op de eerste plaats komt. Het doel van Gods werk in deze wereld is de verlossing van de mens. Daarom is hetgeen wat op Sabbat noodzakelijk gedaan wordt, om dit werk uit te voeren, in overeenstemming met het Sabbatsgebod. Daarna zette Jezus de kroon op Zijn betoog, door te verklaren, dat Hij “Heere, óók van de Sabbat” is. Hij is de Ene, die boven alle vragen en boven elke wet verheven is. Deze oneindige Rechter zuivert de discipelen van alle blaam. En Hij beroept Zich precies op die geboden, die zij volgens hun beschuldigers overtreden zouden hebben.

Jezus liet de zaak niet voorbijgaan met een uitbrander aan het adres van Zijn vijanden. Hij sprak uit, dat zij in hun blindheid het doel van de Sabbat verkeerd hadden voorgesteld. Hij zei: “Maar als u geweten had wat het betekent: Ik wil barmhartigheid en geen offer, dan zou u de onschuldigen niet veroordeeld hebben.” Mattheüs 12: 7
Hun vele harteloze rituelen konden het gebrek aan echte integriteit en tedere liefde niet goedmaken, die elke ware aanbidder van God kenmerken.

Jezus herhaalde nogmaals de waarheid, dat de offers in zichzelf geen waarde hadden. Zij vormden middel, geen doel. Hun bedoeling was, mensen op de Heiland te wijzen, en hen zo in harmonie met God te brengen. God hecht waarde aan de liefdedienst. Wanneer die liefde ontbreekt, is het hele ritueel voor Hem een belediging. Zo is het ook met de Sabbat. Deze is bedoeld om mensen in gemeenschap met God te brengen. Maar als je geest volgestopt wordt met langdradige rituelen, wordt het doel van de Sabbat gemist. Het alleen uiterlijk houden was een aanfluiting.

Toen Jezus op een andere Sabbat de synagoge binnenging, zag Hij daar een man met een verschrompelde hand. De Farizeeën hielden Hem in de gaten, benieuwd wat Hij zou gaan doen. De Heiland wist heel goed, dat Hij door op Sabbat te genezen als wetsovertreder beschouwd zou worden. Maar Hij aarzelde niet, om de muur van traditionele eisen neer te halen, waarmee de Sabbat was dichtgemetseld. Jezus gebood de man in het midden te komen staan. Toen vroeg Hij: “Is het geoorloofd op sabbatdagen goed te doen of kwaad te doen, iemand te behouden of te doden?” Onder de Joden gold de grondregel, dat het nalaten van het doen van iets goeds, wanneer je daar de kans voor had, hetzelfde was als iets verkeerds doen. Het nalaten van het redden van een leven, was hetzelfde als doden. Jezus bestreed de rabbi’s dus op hun eigen terrein. “En zij zwegen. En nadat Hij hen rondom toornig aangekeken had, tegelijk bedroefd over de verharding van hun hart, zei Hij tegen de man: Steek uw hand uit. En hij stak hem uit, en zijn hand werd hersteld, gezond als de andere.” Markus 3: 4 – 5

Toen Hem gevraagd werd: “Is het ook geoorloofd op de sabbatdagen te genezen?”, antwoordde Jezus: “Welk mens onder u, die één schaap heeft, zal het niet, als het op een sabbat in een kuil valt, grijpen en eruit tillen? Hoeveel gaat een mens een schaap niet te boven! Daarom is het geoorloofd op de sabbatdagen goed te doen.” Mattheüs 12: 10 – 12

De spionnen durfden Christus in aanwezigheid van de menigte niet te antwoorden, omdat ze bang waren zichzelf daarmee in moeilijkheden te brengen. Ze wisten, dat Hij de waarheid had gesproken. Liever zouden zij een man overlaten aan zijn lijden, dan hun tradities te schenden. En dat, terwijl ze wel een schaap zouden bevrijden vanwege het verlies, dat de eigenaar anders te lijden zou hebben. Dus werd er meer zorg besteed aan een stom dier dan voor de mens, die naar het beeld van God geschapen is. Dit laat zien, hoe alle valse godsdiensten werken. Die vinden hun oorsprong in het verlangen, jezelf boven God te verheffen. Maar uiteindelijk loopt het erop uit, dat de mens gedegradeerd wordt tot minder waard dan een schaap. Elke godsdienst die tegen de soevereiniteit van God strijdt, berooft de mens van de heerlijkheid, die hij bij de schepping had, en die in Christus weer in hem hersteld moet worden. Elke valse godsdienst leert zijn aanhangers, onverschillig om te gaan met de noden, het lijden en de rechten van mensen. Het evangelie kent de mensheid een hoge waarde toe: zij is gekocht met het bloed van Christus. En het evangelie leert tedere zorg te hebben voor de behoeftes en de ellende van mensen. De Heer zegt: “Ik zal stervelingen schaarser maken dan zuiver goud en mensen zeldzamer dan het fijne goud van Ofir.” Jesaja 13: 12

Toen Jezus Zich tot de Farizeeën wendde met de vraag, of het in overeenstemming met de wet was om op de Sabbat goed of kwaad te doen, een leven te redden of te doden, confronteerde Hij hen met hun eigen goddeloze bedoelingen. Ze waren in bittere haat uit op Zijn leven, terwijl Hij bezig was met het redden van levens. En Hij bracht geluk bij de mensenmenigte. Was het op Sabbat beter om dood te slaan, zoals zij van plan waren? Of was het beter de zieken te genezen, zoals Hij had gedaan? Was het rechtvaardiger om op Gods heilige dag met moordplannen rond te lopen, dan om alle mensen lief te hebben, wat zich uitte in daden van barmhartigheid?

In het genezen van de verschrompelde hand veroordeelde Jezus de traditie van de Joden. Maar Hij liet het vierde gebod precies zo staan, als God het gegeven heeft. “Het is geoorloofd op de Sabbat goed te doen.” Dat is Zijn uitspraak. Jezus eerde de Sabbat, door de gevoelloze beperkingen van de Joden van tafel te vegen. Terwijl de mensen, die over Hem klaagden, Gods heilige dag onteerden.

Mensen, die van mening zijn, dat Christus de wet heeft afgeschaft, leren, dat Hij de Sabbat heeft gebroken, en Zijn discipelen heeft gerechtvaardigd, die hetzelfde deden. Zij nemen dus in feite hetzelfde standpunt in als de muggenziftende Joden. Hierin spreken ze Jezus zelf tegen. Hij sprak: “zoals Ik de geboden van Mijn Vader bewaard heb en in Zijn liefde blijf.” Johannes 15: 10
Noch de Heiland, noch Zijn volgelingen hebben de wet van de Sabbat overtreden. Christus was de levende verpersoonlijking van de wet. In Zijn leven is geen enkele schending van de heilige beginselen van de wet te vinden. Een heel volk van getuigen, die naar een gelegenheid zochten om Hem te kunnen veroordelen, keek Hij recht in de ogen. En Hij kon, zonder dat Hij werd tegengesproken, zeggen: “Wie van u overtuigt Mij van zonde?”

De Heiland was niet gekomen om hetgeen aartsvaders en profeten gesproken hadden opzij te zetten. Want Hij had zelf door deze voorbeeldige mannen gesproken. Alle waarheden uit Gods Woord zijn van Hem afkomstig. Maar deze onbetaalbare juwelen waren in valse houders geplaatst. Hun kostbare licht was misbruikt om tot dwaling te dienen. God wilde hen uit hun valse houders weghalen, en hen in het frame van de waarheid plaatsen. Dat werk kon alleen maar door een goddelijke hand gedaan worden. Doordat de waarheid in aanraking was gekomen met dwaling, had de waarheid de zaak gediend van de vijand van God en mensen. Christus was gekomen, om de waarheid daar te plaatsen, waar ze God zou verheerlijken, en de verlossing van de mensheid zou bewerken.

Jezus zei: “De sabbat is gemaakt ter wille van de mens, niet de mens ter wille van de sabbat.” De instellingen die God heeft ingevoerd, zijn de mensheid ten goede. “Want al deze dingen zijn er ter wille van u.” II Korinthe 4: 15.
“Of het nu gaat om Paulus, Apollos of Kefas, wereld, leven of dood, tegenwoordige of toekomstige dingen, alles is van u. U echter bent van Christus en Christus is van God.” I Korinthe 3: 22 – 23
De Tien-Geboden-wet, waar het vierde gebod onderdeel van is, heeft God aan Zijn volk tot zegen gegeven. Mozes zegt: “En de HEERE gebood ons al deze verordeningen te houden, om de HEERE, onze God, te vrezen, ons ten goede, alle dagen, om ons in leven te houden.” Deuteronomium 6: 24. En de Psalmdichter heeft deze boodschap doorgegeven: “dien de HEERE met blijdschap, kom voor Zijn aangezicht met vrolijk gezang. Weet dat de HEERE God is; Hij heeft ons gemaakt – en niet wij – Zijn volk en de schapen van Zijn weide. Ga Zijn poorten binnen met een loflied, Zijn voorhoven met lofgezang; loof Hem, prijs Zijn Naam.” Psalm 100: 2 – 4. En de Heer zegt van alle mensen, die “de sabbat onderhouden, zodat zij hem niet ontheiligen, en die vasthouden aan mijn verbond: hen zal Ik brengen naar mijn heilige berg en Ik zal hun vreugde bereiden in mijn bedehuis.” Jesaja 56: 6 – 7  NBG

“Want de Zoon des mensen is Heere, óók van de sabbat.” Deze woorden zijn vol lering en troost. Omdat de Sabbat ter wille van de mens gemaakt is, is de Sabbat de dag van de Heer. Hij is van Christus. Want: “Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is.” Johannes 1: 3  Omdat Hij alle dingen gemaakt heeft, heeft Hij ook de Sabbat gemaakt. Deze is door Hem apart gezet als een gedenkteken van de schepping. Hij verwijst naar Hem, zowel als Schepper, en ook als Heiligmaker. De Sabbat spreekt uit, dat Hij die alles in hemel en op aarde geschapen heeft, en door wie alles bijeen gehouden wordt, het Hoofd van de gemeente is. En door Zijn macht worden wij met God verzoend. Want als Hij spreekt over Israël, zegt Hij: “Ook gaf Ik hun mijn sabbatten als een teken tussen Mij en hen, opdat zij zouden weten, dat Ik, de Here, hen heilig.” Ezechiël 20: 12.
Want de Sabbat is een teken van de macht van Christus, dat Hij ons heilig kan maken. En dit teken wordt aan iedereen gegeven, die Christus heilig maakt. Het is een teken van Zijn heiligmakende macht, en hij wordt geschonken aan iedereen, die door Christus deel wordt van het Israël van God.

En de Heer zegt: “Indien gij niet over de sabbat heenloopt door uw zaken te doen op mijn heilige dag, maar de sabbat een verlustiging noemt, de heilige dag des Heren van gewicht, … dan zult gij u verlustigen in de Here.” Jesaja 58: 13 – 14  NBG
Voor iedereen, die de Sabbat aanneemt, als teken van Christus’ scheppende en verlossende macht, zal dat een verlustiging zijn. Doordat ze Hem in de Sabbat zien, verheugen ze zich in Hem. De Sabbat wijst hen op het scheppingswerk, als bewijs voor Zijn grote macht om te verlossen. De Sabbat roept de verloren vrede van de Hof van Eden in herinnering. Maar daardoor vertelt hij het verhaal van de vrede die in Christus hersteld is. En alles in de natuur herhaalt Zijn uitnodiging: “Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven.” Mattheüs 11: 28

 

De postbode die vrede vond

Ik hoorde een predikant eens zeggen: Geef je je in de wereld over, dan is dat een nederlaag; maar in Gods wereld betekent overgave overwinning.
Ron Suden luisterde geïnteresseerd, terwijl de evangelist Bijbeltekst na Bijbeltekst noemde, om aan te tonen, dat de Tien Geboden van God ook vandaag nog gelden, en belangrijk zijn voor de mensheid. In Johannes 14: 15 las hij: “Als u Mij liefhebt, bewaar dan Mijn geboden.”

“Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen; Ik ben niet gekomen om die af te schaffen, maar te vervullen. Want, voorwaar, Ik zeg u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota of één tittel van de Wet voorbijgaan, totdat het alles zal gebeurd zijn.” Mattheüs 5: 17 – 18

Even leefde Ron op bij de gedachte, God te zullen volgen. Iets diep binnen in hem hunkerde naar een relatie met de Schepper van het heelal. Vrede hebben, volkomen vrede: dat zou het hoogste kunnen zijn wat je kunt ervaren.

De vier weken die daarop volgden, dook deze jongeman dieper in de Bijbel. Hij ontdekte Bijbelgedeeltes, die voor die tijd duister voor hem waren, en die geen betekenis voor hem hadden. Hij kwam tot de slotsom, dat de wetten van God door mensen opzij waren geschoven; vooral het vierde gebod:

“Gedenk de sabbatdag, dat u die heiligt.” Exodus 20: 8

Ron was rooms-katholiek opgevoed. Hij wist, dat de Rooms-katholieke Kerk zondag in plaats van Sabbat als dag van aanbidding had ingesteld. Dat werd in de Catechismus duidelijk uitgelegd. Om zeker te weten, dat eigenlijk zaterdag de Bijbelse Sabbat is, zocht hij het woord zaterdag in het woordenboek op: ‘zevende dag van de week’ las hij.
Hoe zou hij op zaterdag naar de kerk kunnen gaan? Hij hield van zijn werk als postbode. Het motto van de U.S. Postal Service beloofde: zelfs geen regen, ijzel of sneeuw kan de postbezorging stoppen. Hij had nog nooit gehoord van een postbode, die zaterdags vrij had gekregen. Wat moest hij doen?

Weken lang bad en worstelde Ron, dat God op de één of andere manier een wonder zou doen. Zijn vrouw en twee kleine kinderen waren van hem afhankelijk voor de aflossing van het huis en voor voedsel en kleding. Hij kon hen toch niet in de steek laten? Was armoede de beloning voor gehoorzaamheid?
Terwijl hij al worstelend op de knieën lag, kwam de gelijkenis van de schat in de akker in zijn gedachten. In het verhaal vindt een man, die blijkbaar de akker pacht, een schat die in de grond begraven lag. Hij verkoopt alles wat hij heeft, om die akker te kopen, zodat volgens de wet de schat hem toe zou komen. In Rons gedachten was de Sabbat die schat. Hij moest alles verkopen om die te kunnen behouden. Toch vroeg hij zich af: Zou God Zijn Woord gestand doen en Zijn kinderen te eten geven? Hoe kon God ervoor zorgen, dat zijn carrière bij de post “over de hoogten der aarde” zou laten rijden, zoals Hij beloofd had in Jesaja 58: 13 – 14?

“Indien gij niet over de sabbat heenloopt door uw zaken te doen op mijn heilige dag, maar de sabbat een verlustiging noemt, de heilige dag des Heren van gewicht, en die eert door noch uw gewone bezigheden te doen, noch uw zaken te behartigen, of ijdele taal uit te slaan, dan zult gij u verlustigen in de Here en Ik zal u doen rijden over de hoogten der aarde en u doen genieten het erfdeel van uw vader Jakob, want de mond des Heren heeft het gesproken.”

In geloof nam Ron een besluit, ging naar zijn chef, en vertelde hem, dat hij voortaan de Sabbat ging houden.
“Als je niet werkt op zaterdag, verlies je je baan”, was het bitse antwoord.
Ron zei niets, maar ging naar huis om te bidden. Op vrijdag zei hij tegen zijn baas, dat hij de volgende dag niet zou werken.
De baas antwoordde: “Suden, je weet, dat de post ook op zaterdag bezorgd moet worden. Je hebt dertien jaar lang trouw je werk gedaan. Waarom dwing je mij dan nu om je te ontslaan?”
Een harde stomp in zijn gezicht had niet meer pijn kunnen doen.

Die avond kon Ron het eten niet door zijn keel krijgen. In plaats daarvan zat hij stilletjes voor zich uit te kijken. Hun huis was ruim en was goed gebouwd. De drie jaar oude Jenny zat op het vloerkleed en kleedde een pop aan. En de baby sliep vredig in de wandelwagen. Hun kinderen hadden altijd eten, kleren en speelgoed gehad. Wat zou er van hen worden, wanneer de aflossingen voor het huis niet meer konden worden betaald? Wat moesten ze doen, als het langer dan een maand zou duren om weer werk te vinden?
Zijn vrouw zei tegen hem: “Schat, we zitten samen in hetzelfde schuitje. Het zal goed komen. Ik sta helemaal achter je.”
Ron haalde een Bijbeltekst aan: “Het geloof is een bewijs van de zaken die men niet ziet”, zei: “Ik weet nu hoe een blinde zich moet voelen. Hoe kun je vooruit lopen, als je voor je alleen maar duisternis ziet?”

De drie weken daarna gebruikte Ron zijn vakantie om op Sabbat naar de gemeente te kunnen gaan. De duivel fluisterde voortdurend over zijn schouder om hem te ontmoedigen. Maar de Heilige Geest leidde hem van de ene Bijbeltekst naar de andere, om al zijn vragen te beantwoorden. Jesaja 48: 18 gaf uiteindelijk de doorslag:

“Och, dat gij naar mijn geboden luisterde; dan zou uw vrede zijn als een rivier en uw gerechtigheid als de golven der zee.”

De vrede met God had hij meer dan wat ook nodig. God zou op de één of andere manier voor zijn gezin zorgen. Hij kon gewoon niet van materiële welvaart genieten, wanneer hij willens en wetens ongehoorzaam was aan Gods Woord. Hij bad en vastte, dat God zou ingrijpen. In deze tijd raakte hij bijna 15 kilo kwijt.

De evangelist leefde mee, en belde de hoofdinspecteur van de post op. Die organiseerde een districtsbijeenkomst om over de zaak een beslissing te nemen. Toen de vergadering afgelopen was, werd Ron gevraagd voor het bestuur te verschijnen.

De voorzitter nodigde hem uit te gaan zitten. “Uit je staat van dienst blijkt, dat je altijd trouw je werk hebt gedaan.” Zo begon hij. “Maar zoals je weet, moet de post op zaterdag bezorgd worden. We kunnen voor postbodes geen uitzonderingen maken. We zullen iemand moeten vinden, die jou plaats inneemt. Het spijt me, maar dit is een baan, die je niet kunt houden, als je beslist de Sabbat wilt vieren.”
“Ik begrijp het”, zei Ron. Hij hield zijn hoofd omhoog en ademde diep. Dus het was zover gekomen. Wat nu?
De voorzitter schraapte zijn keel en glimlachte: “In het westen van de staat is een klein postkantoor, dat een beheerder nodig heeft. U weet, dat die niet op zaterdag hoeven werken. We zouden vereerd zijn, als u die baan zou willen aannemen.”

Naschrift: Ron werkt nog steeds als kantoorbeheerder voor de U.S. Postal Service.

Crystal Earnhardt: “Trials and Triumphs” – Miraculous Stories of Sabbath Victories (Beproeving en Overwinning – Wonderlijke Verhalen van Overwinningen van de Sabbat), Roseville CA, Amazing Facts 1999.

Gewetensbezwaarde?

De Eremedaille van het Congres is de hoogste onderscheiding van Amerika. Deze is slechts één keer toegekend aan een wapenweigeraar. Dat was een christen van de Zevende-dags Adventisten. Zijn naam is Desmond T. Doss. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Desmond niet een echte gewetensbezwaarde. Hij wilde gewoon niet meevechten. Hij zei: “Ik zal dienen. Ik zal proberen levens te redden. Maar ik weiger een geweer te pakken en levens te nemen.”
En de hele tijd, in het trainingskamp en bij oefeningen, weigerde hij op Sabbat te werken. Meteen vanaf het eerste begin zij hij nederig en beleefd: “Dat kan ik niet doen. Hoeveel respect ik ook heb voor mijn officieren en superieuren: God komt op de eerste plaats.” (“Maar Petrus en de apostelen antwoordden en zeiden: Men moet God meer gehoorzaam zijn dan de mensen.” Handelingen 5: 29)
Hij werd op de proef gesteld: Ze stopten een geweer in zijn handen, maar hij weigerde het vast te pakken. Ze probeerden hem aan het werk te krijgen, maar dan zei hij: “Op Sabbat kan ik dat niet doen. Ik werk zes dagen per week, vierentwintig uur per dag, maar van zonsondergang op vrijdag tot zonsondergang op zaterdag kan ik niet werken. Als een leven in gevaar is, dan zal ik als verpleger mijn plicht doen, want dat deed Jezus ook. Maar corvee in de keuken, aanvegen van de barakken en zo, dat kan ik op Sabbat niet doen. De andere zes dagen doe ik het graag.”
Desmond werd uitgejouwd en getreiterd, uitgelachen, bespot en belachelijk gemaakt. Dat duurde zijn hele militaire loopbaan, totdat ze aan de frontlinie kwamen. Aan dit front vonden enkele van de zwaarste veldslagen van heel de Tweede Wereldoorlog plaats.
Veel soldaten probeerden een klif te veroveren, een steile helling, die in handen van de Japanners was. Het hagelde kogels van machinegeweren die boven stonden. Veel mariniers en soldaten raakten gewond. Desmond hoorde hun geschreeuw en ging de ene na de andere keer naar boven en redde deze gewonden. Zo bracht hij zeventig man in veiligheid.
Elke keer als hij met iemand terugkwam, zeiden ze tegen hem: “Je kunt beter ophouden. Je hebt deze keer nog geluk gehad. Daag het lot niet uit.” Dan hoorde hij weer iemand schreeuwen: “Hospik!” En dan ging hij weer naar boven. Niemand anders ging. Hij heeft ze allemaal naar beneden gebracht en werd niet één keer geraakt. Hij kreeg uiteindelijk de Eremedaille van het Congres.
Op een keer werd een handgranaat in de groep gegooid waar hij stond. Toen sprong hij op de granaat. Vandaag mist hij daardoor nog een paar tenen. Hij leeft nog steeds. Hij gaf me één van zijn boeken met handtekening. Dat boek beveel ik jullie aan. Het heet: “The Unlikiest Hero” (“De meest onwaarschijnlijke held”). Maar hij heeft steeds gezegd: “Liever dood dan ongehoorzaam zijn.”
“Wie Mij eren, zal Ik eren.” I Samuël 2: 30.

Tennhardt van Nürnberg – (18e eeuw)

“Hij houdt strikt aan de Sabbat vast, omdat het één van de Tien geboden is.” Bengel: ‘Leban und Wir-ken’, Burk, blz. 579.
Zelf zegt hij: ”Er kan niet bewezen worden, dat de zondag de plaats van de Sabbat heeft ingenomen. (blz. 366) God heeft de laatste dag van de week geheiligd. Aan de andere kant heeft de antichrist de eerste dag aangewezen. (Kl. Auszug aus Tennhardts ‘Schriften’, blz. 49, 1712)