Moeten we de zondag niet houden ter ere van de opstanding?

Het is waar, dat Jezus is opgestaan op de eerste dag van de week. Maar in de Bijbel is niet de geringste aanwijzing te vinden, dat ook maar iemand deze dag heilig zou moeten houden. Maar de basis voor het houden van de Sabbat is het directe handgeschreven gebod van God.

Op bepaalde weekdagen zijn de meest wonderlijke dingen gebeurd. Maar we hebben geen gebod ontvangen om die dagen heilig te verklaren. Jezus stierf op vrijdag voor onze zonden. Dat is waarschijnlijk de belangrijkste gebeurtenis uit de geschiedenis. Deze dag markeert het moment, waarop mijn doodvonnis werd omgezet, en ik verzekerd mocht zijn van mijn verlossing. Maar geen enkele Bijbeltekst suggereert, dat we deze dag, die van zó grote betekenis is geweest, moeten vieren.

Het was een dramatisch moment, toen Jezus die zondagmorgen uit het graf opstond. Maar er is geen greintje Bijbels bewijs, dat we die dag ter ere van de opstanding zouden moeten vieren. In de hele Bijbel is geen enkel geval aan te wijzen, waarin zondag werd gevierd.

De Bijbel gebiedt wel de opstanding te gedenken, maar niet door de zondag te vieren. Paulus schreef: “Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat evenals Christus uit de doden is opge-wekt door de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij in een nieuw leven zouden wandelen.” Romeinen 6: 4

De doop is het gedenken van de dood, de begrafenis en de opstanding van Christus. Mensen die geloven, dat zondag vieren een eerbewijs is voor Zijn opstanding, noemen de ontmoeting in de opperzaal met de discipelen op dezelfde dag dat Hij opstond, als argument. Voor hen was die bijeenkomst, om Zijn opstanding te vieren. Maar als we de Bijbel naslaan over deze gebeurtenis, zien we, dat de omstandigheden totaal anders waren. Lukas beschrijft, dat de discipelen, ook al hadden ze het ooggetuigenverslag van Maria Magdalena gehoord, “het niet geloofden.” “En daarna is Hij in een andere gedaante geopenbaard aan twee van hen, terwijl zij wandelden en naar het veld gingen. Ook zij gingen het aan de anderen berichten; maar zij geloofden ook hen niet. Later is Hij geopenbaard aan de elf, terwijl zij aanlagen, en Hij verweet hun hun ongeloof en hardheid van hart, omdat zij hen niet geloofd hadden die Hem gezien had-den nadat Hij opgewekt was.” Markus 16: 12 – 14.

Het is duidelijk: geen van de discipelen in die opperzaal geloofde, dat Hij was opgewekt. En dus konden ze ook niet vol vreugde bij elkaar zijn om Zijn opstanding te vieren. Johannes geeft deze verklaring voor hun samenzijn: “Toen het nu avond was op die eerste dag van de week en de deuren van de plaats waar de discipelen bijeenwaren, uit vrees voor de Joden gesloten waren, kwam Jezus en Hij stond in hun midden en zei tegen hen: Vrede zij u!” Johannes 20: 19

Was de Sabbat niet uitsluitend ter herdenking van de uittocht uit Egypte?

Deze vreemde gedachte is ontleend aan één enkele tekst uit het Oude Testament. En deze tekst wordt ook nog verdraaid om vele duidelijke uitspraken over de ware oorsprong van de Sabbat te kunnen tegenspreken. De tekst is te vinden in Deuteronomium 5: 14 – 15: “maar de zevende dag is de sabbat van de HEERE, uw God. Dan mag u geen enkel werk doen, u niet, uw zoon en uw dochter niet, uw slaaf en uw slavin niet, uw rund en uw ezel niet, noch enig vee van u, noch uw vreemdeling, die binnen uw poorten is, opdat uw slaaf en uw slavin rusten zoals u. Want u moet eraan denken dat u slaaf geweest bent in het land Egypte en dat de HEERE, uw God, u vandaar uitgeleid heeft met sterke hand en uitgestrekte arm. Daarom heeft de HEERE, uw God, u geboden de dag van de sabbat te houden.”

Sommige mensen halen uit deze tekst, dat God de Sabbat gegeven heeft als gedenkteken van de uittocht uit Egypte. Maar het Genesisverhaal over het scheppen van de Sabbat (Genesis 2: 1 – 3), en de bewoordingen van het vierde gebod van God zelf (Exodus 20: 11) tonen aan, dat de Sabbat een gedenkteken van de schepping is.

De sleutel om de beide verzen uit Deuteronomium 5 te begrijpen is het woord “slaaf.” God zegt: “Want u moet eraan denken, dat u slaaf geweest bent in het land Egypte.” En in de zin daarvoor herinnert Hij hen eraan: “opdat uw slaaf en uw slavin rusten zoals u.” Met andere woorden: De ervaring, dat zij in Egypte slaven geweest waren, zal hen eraan herinneren, dat zij rechtvaardig met hun slaven moeten omgaan, door hen de Sabbatsrust te geven.

In dezelfde geest had God geboden: “Wanneer een vreemdeling bij u in uw land verblijft, mag u hem niet uitbuiten. … want u bent zelf vreemdelingen geweest in het land Egypte.” Leviticus 19: 33, 34.
Het was niet ongebruikelijk, dat God teruggreep op de bevrijding uit Egypte als bemoediging om andere geboden te houden. In Deuteronomium 24: 17 – 18 zegt God: “U mag het recht van de vreemdeling en de wees niet ombuigen, en u mag het kleed van een weduwe niet als onderpand nemen. Maar u moet eraan denken dat u slaaf geweest bent in Egypte, en dat de HEERE, uw God, u vandaar verlost heeft. Daarom gebied ik u deze zaak te doen.”

Noch het gebod om rechtvaardig te zijn, noch het gebod om de Sabbat te houden zijn gegeven, om de Uittocht in herinnering te roepen. God gaf hiermee aan, dat Zijn goedheid, om hen uit hun gevangenschap te bevrijden, een sterke bijkomende reden was, om op Sabbat vriendelijk met hun slaven om te gaan, en om vreemdelingen en weduwen rechtvaardig te behandelen.

Op dezelfde manier sprak God tot hen in Leviticus 11: 45: “Want Ik ben de HEERE, Die u uit het land Egypte heb laten vertrekken, … U moet heilig zijn.” Niemand zal toch willen volhouden, dat er voor de Uittocht geen heiligheid bestond, of dat die heiligheid na de Uittocht ooit alleen voor de Joden bestemd zou zijn beperkt, als gedenkteken van hun bevrijding.

De kalender is veranderd

De kalender is niet zo veranderd, dat de weekdagen erdoor in de war zijn gekomen. We kunnen er zeker van zijn, dat onze zevende dag dezelfde is, die Jezus gehouden heeft, toen Hij op aarde was. Paus Gregorius XIII voerde in 1582 een verandering in de kalender door. Maar die maakte geen inbreuk op de weekcyclus. Onze Gregoriaanse kalender draagt zijn naam, vanwege deze kleine correctie in 1582.

Wat heeft paus Gregorius met de kalender gedaan? Vóór 1582 was de Juliaanse kalender van kracht. Die werd in ongeveer 46 voor Christus door Julius Caesar ingesteld, en draagt zijn naam. Maar de Juliaanse kalender ging uit van een jaarlengte van 365 ¼ dag. In werkelijkheid is het jaar 11 minuten korter. Als je die 11 minuten bij elkaar optelt, liep de kalender in 1582 zo’n 10 dagen achter op de stand van de aarde in het zonnestelsel. Gregorius schrapte die tien dagen eenvoudigweg uit de kalender. Het was donderdag 4 oktober en de volgende dag zou het eigenlijk vrijdag 5 oktober moeten zijn. Maar in plaats daarvan stelde Gregorius vast, dat het vrijdag 15 oktober zou zijn. hij schrapte precies tien dagen om de kalender weer in harmonie met de stand van de hemellichamen te brengen.

Zijn de dagen van de week door elkaar geraakt? Nee, vrijdag volgde gewoon op donderdag, en zaterdag volgde op vrijdag. Dezelfde zevende dag bleef gehandhaafd. En de weekcyclus werd op geen enkele manier aangetast. Als wij de Sabbat op zaterdag vieren, houden we dezelfde dag die Jezus hield. En volgens Lukas 4: 16 hield hij die elke week.

We kunnen de ware zevende dag toch niet vaststellen?

Dit is een misvatting die veel mensen getroost heeft in hun ongehoorzaamheid aan het vierde gebod. Het is gewoon niet waar. Hier volgen vier duidelijke bewijzen, die aantonen, dat de Sabbat in onze tijd op de juiste dag gevierd wordt:

1. Volgens de Bijbel is Christus op vrijdag gestorven en op zondag, de eerste dag van de week, opgestaan. Praktisch alle kerken erkennen dit feit, doordat zij Pasen en Goede Vrijdag vieren. Hier is de bewijsplaats uit de Bijbel: “Deze ging naar Pilatus en vroeg om het lichaam van Jezus. En toen hij het van het kruis afgenomen had, wikkelde hij het in fijn linnen en legde het in een graf dat in een rots uitgehouwen was, waarin nog nooit iemand gelegd was. En het was de dag van de voorbereiding en de sabbat brak aan.” Lukas 23: 52 – 54.

Dit is het bewijs, dat Jezus op de dag vóór de Sabbat stierf. Deze dag werd ‘de dag van de voorbereiding’ genoemd, want men moest zich klaarmaken voor de Sabbat. We lezen de verzen die hierop volgen: “En ook de vrouwen die met Hem uit Galilea gekomen waren, volgden en aanschouwden het graf en hoe Zijn lichaam erin gelegd werd. En toen zij teruggekeerd waren, maakten zij specerijen en mirre gereed. En op de sabbat rustten ze overeenkomstig het gebod.” vers 55 – 56.

Let erop, dat de vrouwen op de Sabbat rustten “overeenkomstig het gebod.” Dit gebod zegt: “de zevende dag is de sabbat van de HEERE, uw God.” Exodus 20: 10. We weten dus, dat zij op zaterdag rustten. Het Bijbelvers wat daar direct op volgt luidt: “En op de eerste dag van de week gingen zij, heel vroeg in de morgen, naar het graf en brachten de specerijen mee die zij gereedgemaakt hadden, en sommigen gingen met hen mee. Zij nu vonden de steen afgewenteld van het graf.” Lukas 24: 1 – 2.

De drie opeenvolgende dagen worden duidelijk voor ons beschreven. Hij stierf op vrijdag, de dag van de voorbereiding. Wij noemen deze dag gewoonlijk Goede Vrijdag. Hij rustte in het graf op de zevende dag, op Sabbat, “overeenkomstig het gebod.” Dat was op zaterdag. En op zondag, de eerste dag van de week, die veel mensen Paaszondag noemen, stond Jezus op uit het graf.

Iedereen die in staat is, om Goede Vrijdag en Paaszondag goed te plaatsen, zal ook zonder enige moeite de ware Sabbatdag vinden.

2. De verandering van de kalender in 1582 heeft de dagen van de week niet door elkaar gegooid. We kunnen er zeker van zijn, dat onze zevende dag dezelfde is die Jezus gehouden heeft, toen Hij hier op aarde was. Paus Gregorius XIII voerde in 1582 een verandering in de kalender door. Maar die maakte geen inbreuk op de weekcyclus. Onze Gregoriaanse kalender draagt zijn naam, vanwege deze kleine correctie in 1582. Wat heeft paus Gregorius met de kalender gedaan? Vóór 1582 was de Juliaanse kalender van kracht. Die werd in ongeveer 46 voor Christus door Julius Caesar ingesteld, en draagt zijn naam. Maar de Juliaanse kalender ging uit van een jaarlengte van 365 ¼ dag. In werkelijkheid is het jaar 11 minuten korter. Als je die 11 minuten bij elkaar optelt, liep de kalender in 1582 zo’n 10 dagen achter op de stand van de aarde in het zonnestelsel. Gregorius schrapte die tien dagen eenvoudigweg uit de kalender. Het was donderdag 4 oktober en de volgende dag zou het eigenlijk vrijdag 5 oktober moeten zijn. Maar in plaats daarvan stelde Gregorius vast, dat het vrijdag 15 oktober zou zijn. hij schrapte precies tien dagen om de kalender weer in harmonie met de stand van de hemellichamen te brengen.

Zijn de dagen van de week door elkaar geraakt? Nee, vrijdag volgde gewoon op donderdag, en zaterdag volgde op vrijdag. Dezelfde zevende dag bleef gehandhaafd. En de weekcyclus werd op geen enkele manier aangetast. Als wij de Sabbat op zaterdag vieren, houden we dezelfde dag die Jezus hield. En vol-gens Lukas 4: 16 hield hij die elke week.

3. Het derde bewijs voor de ware Sabbat is het meest overtuigende van de vier. Het Joodse volk viert al sinds Abraham ononderbroken Sabbat, en doet dat vandaag nog. Dit volk – bestaande uit miljoenen mensen – hebben duizenden jaren lang overdreven nauwkeurig de tijd afgeteld: week na week, kalender of geen kalender. Zouden zij de tel zijn kwijtgeraakt? Onmogelijk. De enige manier waarop dat gebeurd zou kunnen zijn, is als het hele volk tegelijkertijd 24 uur extra geslapen zouden hebben; plus dat niemand hen dit achteraf verteld zou hebben.
De Sabbat is niet veranderd en niet verloren gegaan sinds God deze in Genesis schiep. De oorsprong van de week wordt in het scheppingsverhaal verteld. Wetenschappelijk of astronomisch gezien is er geen reden om de dagen in een cyclus van zeven te tellen. Het is Gods vrije beslissing geweest. En deze weekcyclus is slechts om één reden wonderlijk bewaard gebleven: de heilige Sabbatdag verwijst naar de scheppende macht van de enig ware God. Het is een teken van Zijn soevereiniteit over deze wereld en over de mensheid. Het is een teken van de schepping, en ook van de verlossing.

Is dit niet ook de reden, waarom God het vieren van de Sabbat in de eeuwigheid in stand zal houden? In Jesaja 66: 22, 23 (NBG) lezen we: “Want zoals de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, die Ik maken zal, voor mijn aangezicht zullen blijven bestaan, luidt het woord des Heren, zo zal uw nageslacht en uw naam blijven bestaan. En het zal geschieden van nieuwe maan tot nieuwe maan en van sabbat tot sabbat, dat al wat leeft zal komen om zich voor mijn aangezicht neer te buigen, zegt de Here.”

De Sabbat is voor God zó kostbaar, dat Hij er voor zal zorgen, dat de hele eeuwigheid door Zijn volk deze dag zal houden, op de mooie nieuwe aarde, die ons te wachten staat. Als de Sabbat voor Hem zó kostbaar is, moet die dan voor ons ook niet kostbaar zijn? Wanneer wij straks de Sabbat zullen houden, moeten we die nú dan niet houden?
De wereld heeft de Sabbat meer dan nodig, in een tijd vol valse goden, atheïstische evolutieleer, en menselijke tradities. Het is een toetssteen voor onze loyaliteit aan de grote Schepper-God; en een teken van onze heiliging door Zijn kracht.

4. Bewijs nummer vier ligt in het feit, dat meer dan honderd talen op deze aarde het woord ‘Sabbat’ ge-bruiken voor zaterdag. Het Spaanse woord voor zaterdag is bijvoorbeeld Sábado, en dat betekent Sabbat. Wat bewijst dit? Het bewijst, dat, toen deze talen lang, lang geleden ontstonden, de zaterdag als Sabbat erkend werd; zó zelfs dat men de letterlijke naam overnam.

Kunnen we niet gewoon één op de zeven dagen vieren?

Door dit argument bereidde de satan de wereld voor op het aanvaarden van een namaaksabbat, in plaats van de Sabbat die God geboden heeft. God schreef op de stenen tafelen de grote, onveranderbare wet, die voor alle eeuwen geldt. Elk woord was ernstig en betekenisvol. Geen enkele zinsnede was dubbelzinnig of geheimzinnig. Geen zondaar en geen christen, geen geleerde en geen ongeletterde heeft problemen met het begrijpen van de eenvoudige en duidelijke woorden van de Tien Geboden. God meende wat Hij zei, en zei wat Hij meende. Niemand heeft ooit geprobeerd deze wet nietig te verklaren, omdat hij te ingewikkeld zou zijn om te begrijpen.

De meeste van de Tien Geboden beginnen met dezelfde woorden: “Gij zult niet.” Maar in het hart van de wet vinden we het vierde gebod, dat wordt ingeleid met het woord “Gedenk.” Waarom is dit ene gebod anders? God gebood om iets in herinnering te roepen wat al bestond, maar in vergetelheid was geraakt. Genesis beschrijft het ontstaan van de Sabbat met deze woorden: “Zo zijn de hemel en de aarde voltooid, en alles wat erbij hoort. … En God zegende de zevende dag en heiligde die, omdat Hij daarop gerust heeft van al Zijn werk, dat Hij als Schepper gedaan had.” Genesis 2: 1, 3.

Welke dag zegende en heiligde God? De zevende. Hoe moest deze heilig gehouden worden? Door te rusten. Was het ook mogelijk om één van de andere dagen heilig te houden? Nee. Waarom niet? Omdat God gebood op die dagen te werken, en niet te rusten. Maakt de zegen van God verschil? Natuurlijk. Daarom bidden ouders tot God, of Hij hun kinderen wil zegenen. Zij geloven, dat dit verschil maakt. De zevende dag is verschillend van de andere zes dagen, omdat deze dag door God gezegend wordt.

Nog een paar vragen: Waarom zegende God deze dag? Omdat Hij de wereld in zes dagen heeft geschapen. Het was de geboortedag van de aarde: een gedenkteken van een machtige daad. Kan het gedenkteken van de Sabbat worden veranderd? Nooit. Want de Sabbat verwijst terug naar een bepaalde gebeurtenis die heeft plaatsgevonden. Op 5 mei is het Bevrijdingsdag. Kan die dag veranderd worden? Nooit. Want de overgave van de Duitsers in Nederland is op 5 mei 1945 in Wageningen getekend. Jouw ver-jaardag kan ook niet veranderd worden. Het is een herinnering aan jouw geboorte, die op een bepaalde datum heeft plaatsgevonden. Je kunt de geschiedenis niet terugdraaien, om jouw verjaardag, of Bevrijdingsdag, of de dag van de Sabbat te veranderen. We kunnen een andere dag wel Bevrijdingsdag noemen, of een andere dag Sabbat, maar daarmee is het nog niet zo.

Heeft God de mens ooit het voorrecht gegeven, zijn eigen rustdag te kiezen? Dat heeft Hij niet gedaan. Wat God wel gedaan heeft, is in de Bijbel telkens opnieuw bevestigen, dat de Sabbat door Hem vastge-steld en verzegeld is. Omdat Hij God is, heeft Hij die keuze gemaakt. En die dag mag niet vervalst wor-den. Lees Exodus 16 maar, op wat voor manier het manna wordt gegeven. Veertig jaar lang heeft God elke week drie wonderen gedaan, om Israël te laten zien welke dag heilig is.
(1) Op de zevende dag daalde er geen manna neer.
(2) Men kon het niet tot de volgende dag bewaren, zonder dat het bedierf.
(3) Maar als ze het voor de Sabbat bewaarden, bleef het vers en zoet.

Sommige Israëlieten hadden dezelfde ideeën als veel moderne christenen. Ze waren van mening, dat het goed was om welke dag van de zeven ook te vieren. “Het gebeurde echter op de zevende dag dat sommigen van het volk eropuit gingen om brood te verzamelen, maar zij vonden niets. Toen zei de HEERE tegen Mozes: Hoelang weigert u nog zich aan Mijn geboden en Mijn wetten te houden?” Exodus 16: 27 – 28.
Begrijp je waarom het gaat? Deze mensen dachten, dat een andere dag net zo goed gevierd kon worden als de zevende dag. Misschien waren ze wel van plan de eerste dag van de week te vieren; of een andere dag die hen beter uitkwam. En wat gebeurde? God kwam naar hen toe en beschuldigd hen ervan, dat ze Zijn wet overtraden, door op de zevende dag te gaan werken. Zou God hetzelfde zeggen tegen mensen die tegenwoordig de Sabbat overtreden? Ja. Hij is gisteren en heden Dezelfde, en tot in eeuwigheid. Hij verandert niet. God maakte het volkomen duidelijk, dat het er niet om gaat wat mensen vinden. Zij die op Sabbat gaan werken, overtreden Zijn wet. Jakobus legt uit, dat het zonde is, om zelfs ook maar één van de Tien Geboden te overtreden. “Want wie de hele wet houdt, maar op één punt struikelt, die staat schuldig aan alle geboden. Immers, Hij Die gezegd heeft: U zult geen overspel plegen, heeft ook gezegd: U zult niet doodslaan. Als u dan geen overspel zult bedrijven, maar wel zult doodslaan, bent u toch een wetsovertreder geworden.” Jakobus 2: 10 – 11.

De Sabbat is uitsluitend voor de Joden ingesteld.

Deze onwaarheid heeft zo’n sterke invloed gehad, dat massa’s christenen deze dag de “Joodse Sabbat” noemen. Maar in de Bijbel vinden we deze uitdrukking nergens. De dag wordt “de Sabbat van de HEERE” genoemd (Exodus 20: 10), maar nergens: “de Sabbat van de Joden.” De nieuwtestamentische schrijver was een niet-Joodse schrijver. Hij wees vaak op dingen die typisch Joods waren. Hij sprak over “het volk van de Joden”, ”het land van de Joden”, en over “de synagoge van de Joden.” Handelingen 10: 22; 12: 11; 10: 39: 14: 1. Maar let er alsjeblieft goed op, dat hij nergens verwezen heeft naar “de Sabbat van de Joden,” terwijl hij toch herhaaldelijk over de Sabbat schrijft.

Christus leert duidelijk, dat de Sabbat “ter wille van de mens” gemaakt is. Markus 2: 27. Feit is, dat Adam de enige mens was, die bestond op het moment, dat God de Sabbat maakte. Na de schepping waren er tenminste 2000 jaar lang geen Joden op aarde. De Sabbat kan onmogelijk uitsluitend voor hen zijn ingesteld. Jezus gebruikte het woord “mens” in zijn algemene betekenis. Het slaat op de hele mensheid. Het zelfde woord wordt gebruikt bij de instelling van het huwelijk. Dat werd ook bij de schepping inge-steld. De vrouw is voor de mens gemaakt, net zoals de Sabbat voor de mens gemaakt is. En er is toch zeker niemand, die gelooft, dat het huwelijk alleen voor de Joden ingesteld is?

De waarheid is, dat God, nog vóórdat de zonde in de wereld kwam, twee mooie en originele instellingen heeft gemaakt: het huwelijk en de Sabbat. Beide zijn ter wille van de mens gemaakt. Beide werden speciaal door God gezegend. En beide zijn vandaag nog net zo heilig als toen ze in de Hof van Eden heilig werden verklaard.

Het is ook interessant, erop te letten, dat het Jezus was, die in de eerste week van de tijd de Sabbat maakte. Hij had dus reden te beweren, dat Hij de Heer van de Sabbat was. Markus 2: 28. Als Hij de Heer van de Sabbat is, moet de Sabbat dus de dag van de Heer zijn. Johannes kreeg volgens Openbaring 1: 10 een visioen “ op de dag des Heeren.” Die dag moest de Sabbat wel zijn. Het is de enige dag die door God in de Bijbel zo wordt aangeduid en opgeëist. Toen Hij de Tien Geboden opschreef, noemde Hij hem “de Sabbat van de HEERE.” Exodus 20: 10. In Jesaja 58: 13 wordt Hij aangehaald met de woorden: “de Sabbat … Mijn heilige dag.”

Maar we mogen niet over het hoofd zien, dat deze God, die de wereld geschapen heeft en de Sabbat gemaakt, Jezus Christus zelf was. Johannes schrijft: “In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is. … En het Woord is vlees geworden en heeft on-der ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader), vol van genade en waarheid.” Johannes 1; 1 – 3, 14.

Paulus wees Jezus heel duidelijk aan als Schepper: “… de Zoon van Zijn liefde. In Hem hebben wij de verlossing, door Zijn bloed, namelijk de vergeving van de zonden. … Want door Hem zijn alle dingen geschapen.” Kolossenzen 1: 13 – 16.
Jezus losmaken van de Sabbat is voor christenen een tragische vergissing. Want Hij is de Bedenker, de Maker, de Heiligmaker en de Architect van de Sabbat. Afbreuk doen aan de zegen die Hij aan deze dag heeft gegeven is het ontkennen van Zijn gezag.

Veel mensen geloven op grond van dit feit, dat de Sabbat slechts korte tijd na de schepping bestaan heeft. Maar is dat ook werkelijk zo? De Sabbat kan nooit een schaduw of een beeld zijn van iets wat daarna zou komen. De eenvoudige reden daarvoor is, dat de Sabbat gemaakt werd, vóórdat de zonde in de wereld kwam. Sommige gebruiken zijn een beeld en een schaduw, en zijn als gevolg van de zonden ingesteld. Zij wezen vooruit naar de bevrijding uit de zonde. Dat waren bijvoorbeeld de offers, die symbool waren van de dood van Jezus, het Lam van God. Er zouden geen dierenoffers geweest zijn, als de zonde er niet was geweest. Aan deze offers werd een einde gemaakt, toen Jezus aan het kruis stierf. De afbeelding was werkelijkheid geworden en vervuld. Mattheüs 27: 51. Maar voordat de zonde de wereld binnenkwam, bestonden er geen voorvoor afschaduwingen. Daarom kan de Sabbat niet worden gerekend tot die rituele wetten en gebruiken, die een beeld en schaduw vormen van wat later in Christus tot ver-vulling zou komen.

Paulus wees in Kolossenzen 2: 14 – 16 op het tijdelijk systeem van inzettingen: die zijn “tegen ons” en “tegen ons gericht.” Hij verbond die aan de spijsoffers, de drankoffers, en aan de jaarlijkse feesten uit de wet, die werd “uitgewist.” Het is waar, dat hij in deze tekst ook over sabbatten spreekt. Maar let goed op: hij spreekt over “… sabbatten. Deze zaken zijn een schaduw van de toekomstige dingen, maar de belichaming ervan is Christus.” Zijn er bepaalde sabbatten aan het kruis uitgewist? Ja. Er zijn tenminste vier jaarlijkse sabbatten, die op bepaalde vaste dagen van een maand vielen, die aan het kruis zijn genageld. Het waren voorvoor afschaduwingen. En op die sabbatten waren bepaalde spijs- en drankoffers ver-plicht. Al deze jaarlijkse sabbatten worden in Leviticus 23: 24 – 36 genoemd. En hun samenvatting staat in de verzen 37 en 38: “Dit zijn de feestdagen van de HEERE, die u moet uitroepen als heilige samen-komsten om een vuuroffer voor de HEERE aan te bieden: brandoffer en graanoffer, slachtoffer en plengoffers, al naar gelang het voorschrift voor die bepaalde dag, naast de offers op de sabbatten van de HEERE, naast uw geschenken, naast al uw gelofteoffers en naast al uw vrijwillige gaven, die u aan de HEERE geeft.”

De Bijbel maakt een duidelijk onderscheid tussen de jaarlijkse sabbatten, die een schaduw zijn, en de wekelijkse “Sabbat van de HEERE.” De rituele sabbatten werden aan het kruis uitgewist. Die zijn als gevolg van de zonde later toegevoegd. Maar de Sabbat van de Tien Geboden was heilig verklaard, voordat de zonde zijn intrede deed. En deze werd later ingevoegd in de machtige morele wet, die God met Zijn eigen vinger opschreef. Die was van nature eeuwigdurend.

Er bestaat in Christus toch een nieuwe wet?

Sommige mensen proberen van de Tien Geboden af te komen op grond van de “nieuwe” geboden van de liefde, die door Christus geïntroduceerd zijn. Het is zeker waar, dat Jezus twee belangrijke geboden van de liefde heeft afgekondigd als samenvatting van de hele wet. Maar heeft Hij ook de suggestie gewekt, dat deze geboden op dat moment nieuw waren? De waarheid is namelijk, dat Hij, toen Hij deze nieuwe geboden gaf, direct uit het Oude Testament citeerde. “Daarom moet u de HEERE, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw kracht.” Deuteronomium 6: 5. ‘u moet uw naaste liefhebben als uzelf.” Leviticus 19: 18. Zeker, deze indringende geestelijke principes waren door de letterknechten in de tijd van Christus vergeten. En wat hun leven en gewoontes betreft waren ze nieuw. Maar Jezus had niet de bedoeling om deze geboden de plaats van de Tien Geboden te laten innemen.

Toen een wetgeleerde Jezus vroeg, wat de grootste geboden van de wet waren: “Jezus zei tegen hem: U zult liefhebben de Heere, uw God, met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede, hieraan gelijk, is: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangen heel de Wet en de Profeten.” Mattheüs 22: 37 – 40.

Let op: deze twee geboden van de liefde zijn eenvoudigweg een samenvatting van “heel de Wet en de Profeten.” Ze zijn allemaal afhankelijk van deze twee principes van de liefde. Christus zei hier, dat de liefde de vervulling is van de wet. net zo als Paulus later in Romeinen 13: 10 zou herhalen. Als iemand Christus liefheeft boven alles, met heel zijn hart, zijn ziel en zijn verstand, dan zal hij gehoorzaam zijn aan de eerste vier geboden, die gaan over onze plicht tegenover God. Dan zal hij Gods naam niet ijdel gebruiken, geen andere goden aanbidden, enz.. Als iemand zijn naaste liefheeft als zichzelf, zal hij de laatste zes geboden gehoorzamen, die handelen over onze verhouding tot onze medemensen. Dan ben je niet in staat om van je naaste te stelen, over hem te liegen, enz.. Liefde leidt ertoe, dat je alle geboden van de wet gehoorzaamt.

We zijn toch niet meer onder de wet?

Deze opmerking hoor je vaak in een poging de wet van God te kleineren: “We zijn toch niet onder de wet, maar onder de genade. Daarom hoeven we de Tien Geboden niet langer te houden.” Is dit een geldig argument? De Bijbel zegt inderdaad, dat we niet onder de wet zijn. Maar betekent dit, dat we vrij zijn van de verplichting om de wet te gehoorzamen? De tekst is te vinden in Romeinen 6: 14 – 15: “Want de zonde zal over u niet heersen. U bent namelijk niet onder de wet, maar onder de genade. Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet onder de wet, maar onder de genade zijn? Volstrekt niet!”

Wat zouden we verwarring eenvoudig kunnen voorkomen, als we precies zouden aannemen, wat de Bijbel zegt. Paulus legt zijn uitspraak zelf uit. Nadat hij gezegd heeft, dat we niet onder de wet, maar onder de genade zijn, vraagt hij: “Wat dan?” Dat betekent heel eenvoudig: “Hoe moeten we dit opvatten?” En let dan eens op zijn antwoord. Hij voorziet, dat anderen zijn woorden zó zullen verdraaien, dat ze mogen zondigen, omdat ze niet onder de wet zijn, maar onder de genade. Daarom zegt hij: “Zullen wij zondigen (= de wet overtreden), omdat wij niet onder de wet, maar onder de genade zijn? Volstrekt niet!” In de meest krachtige bewoordingen zegt Paulus hier, dat het onder de genade zijn niet de vrijheid geeft om de wet te overtreden. Toch is dat hetgeen vandaag miljoenen mensen geloven. Ze negeren Paulus uitdrukkelijke waarschuwing compleet.

Als het zijn onder de genade ons niet vrijstelt van het houden van de wet, wat bedoelt Paulus dan, wan-neer hij zegt, dat christenen niet onder de wet zijn? Het antwoord daarop geeft hij in Romeinen 3: 19: “Wij weten nu dat alles wat de wet zegt, zij dat spreekt tot hen die onder de wet zijn, opdat elke mond gestopt wordt en de hele wereld doemwaardig wordt voor God.” Hier stelt Paulus het “onder de wet zijn” gelijk met “schuldig staan tegenover de wet.” Met andere woorden: mensen die onder de wet zijn, zijn schuldig aan overtreding van de wet. Daarom staan ze ook onder de veroordeling van de wet. Maar dat is juist de reden, dat christenen niet onder de wet zijn. Ze overtreden de wet niet – zijn niet schuldig, en worden er niet door veroordeeld. Daarom staan ze niet onder de wet, maar in plaats daarvan onder de macht van de genade. Verderop in zijn betoog zegt Paulus, dat de macht van de genade groter is dan de macht van de zonde. Daarom verklaart hij zo nadrukkelijk: “Want de zonde zal over u niet heersen. U bent namelijk niet onder de wet, maar onder de genade.” Romeinen 6: 14. De genade zet de macht van de zonde opzij. Het geeft kracht om de wet van God te gehoorzamen. Dat is de werkelijke reden, dat we niet onder de schuld en de veroordeling van de wet staan. En het is ook de reden, waarom we niet zullen doorgaan met zondigen.

Stel: een moordenaar wordt ter dood in de elektrische stoel veroordeeld. Terwijl hij wacht op zijn executie staat hij in elke betekenis van het woord onder de wet. Hij is schuldig, veroordeeld, heeft een dood-vonnis ontvangen, enz.. Vlak voor de executie herziet de gouverneur zijn zaak en besluit hem gratie te verlenen. In het licht van verzachtende omstandigheden maakt hij gebruik van zijn voorrechten en ver-leent de gevangene volledig gratie. Nu staat hij niet langer onder de wet, maar onder de genade. De wet veroordeelt hem niet langer. Tegenover de aanklachten van de wet geldt hij als volkomen gerechtvaardigd. Hij is vrij om de gevangenis uit te lopen en geen enkele politieagent kan hem iets doen. Maar nu hij onder de genade is, en niet langer onder de wet: kan hij nu zeggen, dat hij vrij is om de wet te overtreden? Zeker niet! In werkelijkheid is die man dubbel verplicht om de wet te houden, want hij heeft van de gouverneur gratie gekregen. Uit dankbaarheid en liefde zal hij er goed op letten, dat hij de wetten van de staat, die hem gratie heeft verleend, zal eerbiedigen. Is dat niet ook wat de Bijbel zegt over zondaren die vergeving hebben ontvangen? “Doen wij dan de wet teniet door het geloof? Volstrekt niet, maar wij bevestigen de wet.” Romeinen 3: 31. Hier staat het duidelijkste antwoord op het hele vraagstuk. Paulus vraagt, of de wet voor ons van nul en generlei waarde is verklaard, omdat wij zijn gaan geloven in de verlossende genade van Christus. Zijn antwoord is: de wet wordt bevestigd en opnieuw van kracht in het leven van een christen die uit genade behouden is.

Deze waarheid is zó duidelijk en eenvoudig, dat het helemaal niet herhaald zou hoeven worden. Maar de kronkelredeneringen van mensen die onder de gehoorzaamheid uit willen komen, dwingt ons, nog meer nadruk op dit punt te leggen. Ben je ooit aangehouden door een agent, omdat je de snelheid overtreden had? Dat is een heel vernederende ervaring, vooral als je weet, dat je schuldig bent. Maar stel, dat je werkelijk op weg was naar een erkend spoedgeval. En je brengt je argumenten vol vuur naar voren, terwijl de agent de bon uitschrijft. Dan vouwt hij de bon langzaam op en scheurt hem door. En dan zegt hij: “Nou goed. Voor deze keer zie ik het door de vingers, maar …” Wel, wat denk je dat hij met dat woordje “maar” bedoelt? Zeker toch iets als: “Maar ik wil je nooit meer betrappen op te hard rijden.” Opent dit pardon van de agent voor jou de weg om de wet te overtreden? Integendeel. Hij dringt er bij jou op aan, om nog krachtiger het besluit te nemen, de wet niet nog eens ongehoorzaam te zijn. Waarom zou een oprecht christen dan redenen verzinnen om onder het gehoorzamen van de wet van God uit te ko-men? Jezus zegt: “Als u Mij liefhebt, bewaar dan Mijn geboden.” Johannes 14: 15.

Is het wel mogelijk om de wet te houden?

Omdat de wet geestelijk is en wij vleselijk zijn, hebben talloze christenen geleerd, dat geen enkel mens in dit leven in staat is om aan de eisen van de volmaakte wet te voldoen. Is dat waar? Is deze wet door God gegeven als een groot, idealistisch, onmogelijk doel, waarnaar bekeerde zielen moeten streven, maar wat ze nooit mogen hopen te bereiken? Steekt er soms het één of andere voorbehoud, of geheime betekenis achter de vele uitspraken, die gebieden de Tien Geboden te gehoorzamen? God grifte ze in steen. Meende God wat Hij zei, en zei Hij wat Hij meende?

Veel mensen geloven, dat alleen Christus in staat zou kunnen zijn om die wet te gehoorzamen. En dat alleen omdat Hij bijzondere krachten bezat, die wij nu eenmaal niet hebben. Het is zeker waar, dat Jezus de enige is, die in Zijn leven geen enkele daad van ongehoorzaamheid heeft gedaan. De reden waarom hij zo’n volmaakt leven vol overwinning geleefd heeft, wordt in Romeinen 8: 3 – 4 uitgelegd: “Want wat voor de wet onmogelijk was, krachteloos als hij was door het vlees, dat heeft God gedaan: Hij heeft Zijn eigen Zoon gezonden in een gedaante gelijk aan het zondige vlees en dat omwille van de zonde, en de zonde veroordeeld in het vlees, opdat het recht van de wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest.”

Mis het belangrijke punt niet: Jezus kwam op aarde om de zonde te veroordelen door als mens volmaakt te leven. Zo kan “het recht van de wet” in ons vervuld worden. Wat is dat recht? Hier wordt in het Grieks het woord “dikaima” gebruikt. Dat betekent letterlijk: “de rechtvaardige eisen” van de wet. Dat kan alleen maar betekenen, dat Christus Zijn volmaakte overwinning behaald heeft, om die overwinning ook voor ons mogelijk te maken. Hij heeft de duivel verslagen. Hij heeft aangetoond, dat de wet in het vlees kan worden gehoorzaamd. En nu biedt Christus aan, in ons hart te komen en deze overwinning met ons te delen. Iemand kan alleen aan de rechtvaardige eisen van de wet voldoen door zijn macht en inwonende kracht. Paulus zegt: “Alle dingen zijn mij mogelijk door Christus, Die mij kracht geeft.” Filippenzen 4: 13.

Geen enkele ziel kan ooit ook maar één van de Tien Geboden houden alleen uit menselijke kracht. Maar door de in staat stellende kracht van Jezus kunnen we ze alle tien houden. Hij rekent ons Zijn gerechtigheid toe om ons te reinigen. En Hij deelt ons Zijn gerechtigheid toe om als overwinnaar te kunnen leven. Christus is in een lichaam van vlees, zoals dat van ons, gekomen. Hij stelde Zich in Zijn leven volkomen afhankelijk van Zijn Vader. Daarmee toonde Hij aan, welke overwinning mogelijk is voor iedere ziel, die op dezelfde manier zich laat steunen door de genade van de Vader.

Is gehoorzaamheid letterknechterij? – De toets van de liefde

Iemand zou kunnen tegenwerpen: De wet heeft zijn doel bereikt. Het heeft de zondaar voor zijn reiniging naar Christus verwezen. Vervolgens is de wet in het leven van de gelovige niet meer nodig. Is dat waar? Helemaal niet. Een christen zal altijd de waakhond van de wet nodig hebben, om elke afwijking van de juiste weg aan hem of haar te laten zien, en terug te wijzen naar het reinigende kruis van Jezus. Geen moment zal deze corrigerende spiegel in de geloofsontwikkeling van een christen overbodig zijn.

De wet en de genade strijden niet met elkaar. Ze werken volmaakt samen. De wet leert zonde kennen, de genade bevrijdt van de zonde. De wet is de wil van God. Genade is de kracht om de wil van God te doen. We gehoorzamen de wet niet, ten einde gered te kunnen worden, maar omdat we gered zijn. Een prachtige tekst, die wet en genade in hun juiste samenhang laat zien, is Openbaring 14: 12 SV: “Hier is de lijdzaamheid van de heiligen; hier zijn zij, die de geboden van God bewaren en het geloof van Jezus..” Een volmaakte omschrijving van geloof en werken! En die combinatie is te vinden in mensen die “hei-lig” zijn.

Daden van gehoorzaamheid vormen de ware toetssteen van de liefde. Daarom zijn ze zo noodzakelijk in het leven van een ware gelovige. Geloof zonder de werken is dood. (zie Jakobus 2: 20) Geen enkele man heeft ooit het hart van een lief meisje veroverd met woorden alleen. Als daar geen bloemen zouden zijn bijgekomen, geen daden die zijn toewijding aan haar lieten zien, geen liefdesgeschenken – dan zouden de meeste mannen nog steeds op zoek zijn naar een levensgezellin. Jezus zegt: “Niet ieder die tegen Mij zegt: Heere, Heere, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar wie de wil doet van Mijn Va-der, Die in de hemelen is.” Mattheüs 7: 21.

Woorden en een belijdenis alleen zijn niet genoeg. Het ware bewijs van geloof is gehoorzaamheid. De bumperstickers van tegenwoordig laten maar een flauwe voorafschaduwing zien van wat liefde is. Daar staan spreuken op als: ‘Glimlach, als je van Jezus houdt.’ ‘Toeter, als je van Jezus houdt.’ Maar wat zei de Meester zelf? “Als u Mij liefhebt, bewaar dan Mijn geboden.” Johannes 14: 15. En dat is precies wat de meeste mensen niet willen. Als liefde niet méér van ons vraagt, dan een glimlach of even zwaaien – dan is ze welkom. Maar als we anders moeten gaan leven, dan wijzen de meeste mensen het af. Onge-lukkig genoeg zijn de meeste mensen van tegenwoordig niet op zoek naar de waarheid. Ze zijn op zoek naar een gemakkelijk, glad gebaand, comfortabel geloofsleven. Ze willen een geloof, dat hen laat leven zoals ze zelf fijn vinden, en hen toch de zekerheid geeft, dat ze behouden zijn. Maar echt waar geloof kan hen dit niet geven.

Één van de sterkste teksten hierover staat in I Johannes 2: 4: “Wie zegt: Ik ken Hem, en Zijn geboden niet bewaart, is een leugenaar en in hem is de waarheid niet.” Johannes kon dat met zoveel overtuiging schrijven, want het is één van de best onderbouwde waarheden in de Bijbel. Jezus heeft gesproken over mensen die “Heere, Heere” zeggen, maar de wil van de Vader niet doen. Daarna beschrijft Hij veel men-sen, die het koninkrijk willen binnengaan. Ze beweren in de naam van Christus wonderen te hebben ge-daan. Maar Hij zal bedroefd moeten zeggen: “Ik heb u nooit gekend. Ga weg van Mij.” Mattheüs 7: 21 – 23. Weet je, Christus kennen is Hem liefhebben. En Hem liefhebben is Hem gehoorzamen. Bijbelschrij-vers veronderstellen hier iets, wat geldigheid heeft, en bovendien helder en duidelijk is: Iemand die Christus niet gehoorzaamt, houdt niet van Christus. En als men de Meester niet liefheeft, dan kent men Hem niet. Johannes verzekert ons: “En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt.” Johannes 17: 3. We zien dus, dat kennen, liefhebben en gehoorzamen onderling nauw verbonden zijn. In het leven van het volk dat God trouw is, zijn ze abso-luut niet van elkaar te scheiden. De geliefde Johannes vat het in deze woorden samen: “Want dit is de liefde tot God, dat wij Zijn geboden bewaren; en Zijn geboden zijn geen zware last.” I Johannes 5: 3.

Men vierde in Korinthe geen zondag.

In I Korinthe 16: 1 – 3 schrijft Paulus: “Wat dan de inzameling voor de heiligen betreft, moet u het net zo doen als ik het aan de gemeenten in Galatië opgedragen heb: Laat ieder van u op elke eerste dag van de week bij zichzelf iets opzijleggen om op te sparen wat in zijn vermogen is, opdat niet, wanneer ik kom, dan pas de inzamelingen moeten gehouden worden. En wanneer ik bij u gekomen ben, zal ik hen die u daarvoor geschikt vindt, met brieven sturen om uw gave naar Jeruzalem over te brengen.”

Let alsjeblieft nauwkeurig op wat de apostel hier zegt. En ook op wat hij niet zegt. Veel mensen nemen aan, dat hier een godsdienstige bijeenkomst plaatsvindt, en dat er een collecteschaal rondgaat. Maar dat is niet geval. Paulus doet hier schriftelijk een speciale oproep aan de gemeenten in Klein-Azië. Veel christenen in Jeruzalem hadden erg te lijden vanwege gebrek aan voedsel en dingen die ze dagelijks nodig hadden. Paulus vroeg de gemeente in Korinthe om eten en kleren enz. te verzamelen en thuis op te slaan, totdat hij mensen kon sturen, die het naar Jeruzalem zouden brengen. De uitdrukking “iets opzij leggen om op te sparen” heeft in de originele Griekse tekst de associatie van thuis iets apart leggen. Zelfs verdedigers van de zondag erkennen dit.
Op de eerste dag van de week werd er geen dienst gehouden. Het verzamelen en opslaan moest op die dag gebeuren. Waarom stelde Paulus voor, dat dit op zondag zou gebeuren, en wat hield het in?

Het eerste is, dat deze brief op Sabbat aan de gemeente is voorgelezen, toen deze voor de dienst bij el-kaar was. De eerste gelegenheid om deze opdracht uit te voeren, was de volgende dag – de eerste dag van de week. Houd in gedachte, dat er in Jeruzalem een schrijnend voedseltekort was. Er was niet in de eerste plaats behoefte aan geld. Situaties, waarin honger heerst, waren niet ongewoon in het Midden-Oosten, zoals Lukas beschrijft in Handelingen 11: 28 – 30.

De gemeente in Rome laat zien, wat voor speciale noden deze lijdende christenen hadden. “Maar nu reis ik naar Jeruzalem om de heiligen te dienen, want het heeft de gemeenten van Macedonië en Achaje goed gedacht enige handreiking te doen aan de armen onder de heiligen in Jeruzalem. Dit heeft hun immers goed gedacht, en zij zijn het ook aan hen verplicht. Immers, als de heidenen aan hun geestelijke goederen deel gekregen hebben, zijn zij ook verplicht hen met stoffelijke goederen te dienen. Als ik deze zaak dan zal hebben volbracht en hun deze vrucht officieel afgedragen zal hebben, zal ik via u naar Spanje reizen.” Romeinen 15: 25 – 28.

In zijn welsprekende oproep raakt de apostel hier een teer punt aan. De gemeente in Rome had een grote schuld in dankbaarheid tegenover de moedergemeente in Jeruzalem. Want zij had leraren en evangelisten naar Rome gezonden. Paulus dringt er bij hen op aan om stoffelijke (dat zijn materiële) gaven te zenden, als waardering voor de geestelijke vruchten, die zij van hen mochten ontvangen. Wat voor gaven had Paulus in gedachten? Het is heel interessant om te zien, dat hij spreekt over het officieel afdragen van “deze vrucht.” Het Griekse woord wat hier gebruikt wordt, is ‘karpos.’ Dat is het algemene woord, wat voor letterlijke vruchten wordt gebruikt. Het kan ook de bijbetekenis hebben van ‘vruchten van iemands werk.’
Dit werpt licht op het advies van Paulus aan de gemeente in Korinthe, om dit werk op de eerste dag van de week te doen. Het verzamelen en opslaan van producten uit de tuin of van het land zou op Sabbat zeker niet passend zijn geweest. In deze verzen wordt zondag opnieuw aangewezen als dag voor wereld-se taken. Er wordt geen enkele aanwijzing richting het godsdienstig vieren van deze dag gegeven.